Toen Slow en mske deze morgen ter hoogte van Boutersem een Franse auto op zijn zijde zagen liggen dacht mske aan vóór-Europese tijden.

Ze woonden nog in het huis op de steenweg toen ze ’s avonds een geweldige knal hoorden en het licht sloeg uit. mske ging boven kijken of met Zus en Zoneke alles goed was en Ex ging beneden om te zien of er niets was gebeurd met verwarmingsketels en andere apparatuur, maar de oorzaak van de donkerte vonden ze niet. Alle zekeringen zaten nog juist. Dus gingen ze buiten kijken en zagen een Franse wagen die zich met ware doodsverachting op de bushalte te pletter had gereden en daarbij de elektriciteitspaal had meegenomen. Een van de metalen stijlen van de buscabine had zich door de voorruit en door de passagierszetel geboord

De buren stonden allemaal al buiten te kijken en de hulpdiensten kwamen ook al aangereden.

Er zat niemandin die wagen, niemand; er waren ook geen papieren. De bestuurder kon niet ver weg zijn en de hulpdiensten zochten de omgeving af om een gekwetste, een weggekatapulteerde bestuurder of inzittende te vinden, zonder resultaat. Op de ganse steenweg was geen mens te zien, nergens!

De bestuurder is nooit gevonden, de wagen -of wat er van overbleef- is als schroot afgevoerd en is nooit opgeëist.