Op een mooie woensdagnamiddag gingen Ex en mske, Zus en Zoneke op training. Ze parkeerden zich daarvoor op de parking voor het voetbalplein waar de jeugdploegen elke woensdagnamiddag ook kwamen trainen. De parking bevond zich al in het woud.

In het midden van de parking stond een geparkeerde auto.

Zus sprong, zoals altijd, overenthousiast uit de auto en keek naar die geparkeerde auto en riep uit: “Oh, daar zit een bobtail in”.

mske draaide zich richting auto en schrok van die bobtail. Ze zei, met een hoofdknik naar de auto, tegen Ex: “Neem Zus maar mee op de kar!”

Toen Ex en Zus weg waren en mske en Zoneke alleen achterbleven keek mske eens beter om te zien of ze zich niet vergist had, maar neen, ze zag de achterkant van een geblondeerd, gecrepeerd hoofd, dat zich op een bepaald ritme bewoog. De andere lag onder.

En terwijl ze bezig was met de normale activiteiten bij een training, hoorde mske opeens knallen. Ze keek en zag een hoogst verontwaardigd Zoneke die met iets, dat hij in zijn hand hield, tegen een metalen plaat stond te gooien. Toen ze vroeg wat hem in ’s hemelsnaam bezielde, antwoordde hij, terwijl hij zijn hand opende: “Het krioelt hier tóch van de eikels!”