Eens vraagt een man om een inlichting. Je kan hem niet helpen. Hij sneert: “ah! Jij bent maar de rekkenvuller”. Je lacht erom. Weet hij veel. Hij kent je verhaal niet noch je motieven.

Achteraf ga je bedenken: “waarom zo neerbuigend?” Zelfs al was je de rekkenvuller, hoe zou hij zonder rekkenvuller aan de gewenste artikelen geraken?

Dan zijn we toch liever “maar” de rekkenvuller, die plezier heeft in het rekken vullen in plaats van zo een verzuurde omhooggevallen flapdrol.