Slow had geen zin gehad om boterhammen mee te nemen en ze besluiten in de brasserie iets te gaan eten. Het was er wel mooi ingericht maar nogal … nu ja, te druk waardoor het niet meer gezellig was maar wat enerverend.

Als bovendien het tafeltje naast hen vrijkomt en de ganse rumoerige bende een tafeltje opschuift, waarbij die ene met de leuning van zijn stoel tegen hun tafeltje zit en zodoende Slow gijzelt op zijn stoel en mske in de hoek vast zit, zegt Slow: “ik begin me hier claustrofobisch te voelen”.

“Weet je” zegt mske, bij de gedachte dat die vent met zijn achterste in hun bord zou komen te zitten als ze bestelden “ik krijg ineens meer zin in zo een lekker krokant broodje met brie van bij de Panos”, waarop ze beiden rechtstaan.

Ze horen nog net de rumoerige opdringerige kudde zeggen dat ze nu meer plaats hebben, terwijl ze de tafeltjes samenschuiven.