De vrouw zat al twee maal in het midden van een tweepersoonszitje op de tram, haar kindergezicht in een pruimenmondje vertrokken. Ze keek hautain en neerbuigend naar ieder die het waagde de neiging te vertonen naast haar te gaan zitten. De eerste keer was de tram overvol en liet een medepassagier zich niet door deze ogentaal intimideren, maar ze vertikte het om op te schuiven en bleef hardnekkig in het midden zitten.

In haar haren die, door de leeftijd, niet grijs geworden waren, maar wit had ze kinderspeldjes van allerlei kleuren gestoken; de tweede keer had ze nog een kleurrijke haarband omgedaan. Haar leeftijd was niet te schatten. Maar ze zat constant meisjesachtig met haar, in espadrilles geschoeide, voet te wippen.

Haar kleding was steeds van een pasteltint; de eerste keer een bleke lange broek, de tweede keer shorts. Ze droeg beide keren een lichtblauwe korte anorak.

mskes aandacht werd echter getrokken door de heel erg smoezelige zak van de blauwe anorak die schreeuwde om een wasmachine.