“Ten laatste kwart voor vijf” antwoordde Slow op mskes vraag hoe laat ze moesten vertrekken. En mske had zich wat doorgezet aan het dossier, ze had met haar binnenhuisveloke gereden en gedoucht en alles, maar ze had vergeten dat ze ergens daartussen in nog boterhammekes moest eten, zodoende was het tien voor vijf toen mske vertrekkensklaar tot de conclusie kwam dat Slow nog niks aan zijn outfit gedaan had.

Tien voor vijf trok hij dus naar boven om zich te verkleden, om even later met een verfroemeld gezicht om de hoek van de deur te komen kijken. mske keek vragend en hij liet zijn machtig postuur, gehuld in een nog verfroemelder omhulsel, zien.

“Zo ga jij hier niet buiten” besliste mske en ze vervolgde: “wat heb jij daarmee uitgestoken?” Bleek dat hij, met de werken in het verschiet, zijn halve kleerkast in een wasmand had gelegd en door de lengte van de werken was dat natuurlijk uit zijn hoofd gegaan en was het boelke natuurlijk ineengezakt, met een verfroemelde hoop zomerkleren tot gevolg.

“Dat is niet slim hé” zei mske. “Dan zal ik maar mijn grijs hemd aantrekken zeker” zei Slow en keek sip. Meer bepaald, hij keek alsof het strijkijzer nog niet uitgevonden was.

“Zet de strijkplank maar open” zei mske “ik kom er aan”. En toen ze er aan kwam vlogen de vraagtekens rond Slow’s oren en hij haperde toen hij zei: “ik weet niet meer waar ik de strijkijzers gezet heb”. Dat euvel was gelukkig snel opgelost. En hij hield de froemels wat open terwijl mske streek en zei: “dat moet zo perfect niet zijn hoor”.

Om kwart na vijf zijn ze doorgereden. En Slow had niet zijn grijze hemd aan.