Gisteren zo een stapke gezet, fantastisch gewoon. Eerst natuurlijk een stuk van de straat gevolgd en dan vraagt mske zich af waar al die mensen toch naartoe rijden. Rijden? “Rijden” zegt ze. Als ze een bocht nemen hoor je die auto’s kreunen van inspanning.

In het volgende dorp linksaf, voorbij een woedende dobermann en dan … niks dan veld. De trein in de verte, de fietsers die als kleine stipkes over de weg naar Velm reden. En recht vóór die barakken die van korter bij gezien wel eens een huis zouden kunnen zijn, maar dat is voor een volgende keer. Dus nu terug naar links en wat lag daar zo prachtig recht voor hen? Ons kerkske, net als van elke andere invalsweg. Je zag wel enkel de toren omwille van de glooiing in de weg, maar je ziet het.

En eindelijk de stilte van het veld. Gewoon niets. Dat is nog zoiets dat mske zich herinnerde van haar jeugdjaren. De stille velden, zonder autogerij. Gelukkig bestaan die hier nog, want in het Wat-was dorp waren er ook zulke wegen maar die werden als sluipweg gebruikt om de driehoek tussen de drie dorpen in te korten.

Vanavond de andere kant op, weer tussen de boomgaarden deze keer.