Slow en mske waren dus op stap. Ergens ging om 14u iets open en aangezien er veel volk verwacht werd, vertrokken ze goed op tijd en kwamen goed op tijd aan. Dit wil zeggen, een pak te vroeg, maar ze waren niet de eersten.

“Ik ben de laatste man” zei de man die Slow en mske nog zien binnen gaan hadden. “Weet je” zei Slow “ik loop hier snel achter het hoekske, de lotto binnen doen”. Dat vond mske een goed idee, dan moesten ze daar daarna al niet meer naartoe.

Toen ze een nummerkesverdeler kwamen placeren en die laatste man er eentje aan het nemen was, schoof mske aan maar ze werd opzij geduwd door een man die nors zei: “wij wachten hier al langer” terwijl hij op de bankskes buiten wees. “Kan ik dat weten?” vroeg mske. “Wat dacht je” sneerde de man “dat wij daar van de zon zaten te genieten?”

“Waarom zegt hij dat tegen jou niet?” vroeg mske bij het weggaan aan de laatste man, waarop ze vanop het bankske een geluid hoorde dat klaar en duidelijk bedoeld was om een menselijke zaag na te bootsen. “Oh maar zo niet” dacht mske, draaide zich om en zei: “je mag het weten, je bent een labbekak, want tegen een man durf je niet, maar tegen een vrouw wel!” Ze draaide zich terug om en stapte weg richting waarin Slow was verdwenen.

Om de tijd te doden, ze hadden toch hun nummerke, zijn ze iets gaan drinken. “Ik had daar mensen zien zitten” zei Slow. “Maar dat wil niks zeggen” zei mske “want die ene zat daar alleen maar een sigaretje te roken en hoefde geen nummerke want dat was iemand van het personeel”.

Tegen tweeën gingen ze terug en die man stond op en kwam hun richting uit. “Dat is die niet, die ik gezien heb” zei Slow. “Dat is wel die, die zich lastig maakte” zei mske.

“Mevrouw” zei de man “ik wil me excuseren voor daarnet, maar we zaten hier al zo lang … ” “Dat is niks hoor” zei mske “ik heb er gewoon niet bij stil gestaan”, waarop ze nog een klapke gedaan hebben tot de deuren open gingen.

Eigenlijk was mske eerst verbouwereerd over het voorval want ze had, zonder erbij na te denken, helemaal geen rekening gehouden met die bankskes en ze vroeg zich af waarom dat altijd aan haar moet overkomen. Ze heeft soms zo echt het idee dat er “idioot” op haar voorhoofd geschreven staat. Achteraf dacht ze dan weer aan dat “labbekak” en vond dat ze even stonden.

En eigenlijk, heel eigenlijk, zou ze er kunnen mee lachen, want die man moet nog een keer terug, want een gedeelte van wat hij nodig had was nog niet verkrijgbaar. Hij had beter een afspraak genomen om de twee te combineren.