Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Schoksnok knotsbots klutsbluts

De tram draaide de hoek om en het leek of hij uit een retrotijdperk te voorschijn kwam. “Het is een ouwe” zei Slow, wat betekende dat hij niet de gestroomlijnde vorm had die heden ten dage gebruikelijk is, maar er uitzag als een ouwerwetse pralinendoos. De twee stellen waren ook niet, zoals nu in voege is, met een harmonica in verbinding maar waren gewoon twee volledige wagens die aan mekaar bevestigd werden.

Slow en mske stapten in, bij iets anders stap je op, maar hier stapten ze in. “Zeker uit een museum gehaald” mompelde mske terwijl ze de oude afwerking bekeek. Ze wilden zich op een vrij bankske placeren maar door het schok-snok vertrek was er van placeren geen sprake maar ploften ze gewoon naast mekaar neer.

De tram wiggelde en waggelde, zwalpte en daverde, zuchtte en kreunde en dat het schok-snok vertrek van de eerste keer geen toeval was, bleek al snel toen hij telkens op dezelfde manier van start ging. “Wat een wilderik” zei mske terwijl ze haar geklutste hersenen bijeen zocht. “Wie weet is dat niet dezelfde als die waarbij je bijna eens van de bank tuimelde” bedacht Slow. “Dan moet die toch van de kust naar hier verhuisd zijn” zuchtte mske terwijl de tram de grond onder dook.

Knots-bots! De tram stopte. Toen hij terug met zijn schok-snok wou vertrekken, stopte hij terug knots-bots en gaf met een getrompetter van een verkouden olifant –met dank aan Amke– te kennen dat er iets fout zat. Na drie keer schok-snok en knots-bots gepaard met het getrompet verliet hij eindelijk de halte. Dat deed hij bij de drie volgende haltes ook. “Ik wou dat ik er af was” dacht mske terwijl ze over haar geblutste knieën wreef.

Haar vrees dat ze nooit van die tram ging geraken was ongegrond. Het kwam ervan na een knots-bots terwijl ze zich met beide handen had vastgehouden om toch niet omver te gaan net voor ze het onding kon verlaten.

Na een paar gezellige uren rondkuieren en met een paar pijnlijke voeten stapten ze terug de open muil in om met de roltrap terug onder de grond te verdwijnen. “Er staat er juist ene” zei Slow en rende richting klaarstaande tram. Net toen die het sein gaf dat hij zijn deuren ging sluiten joepte mske nog snel langs het achterdeurke binnen en plofte op een vrijstaand stoeleke terwijl Slow de kaart ging ontwaarden – korter gezegd: betalen zonder geld. “Meer naar voor is nog een tweezit vrij” zei mske en ze begaven zich daarheen.

De tram wiggelde en waggelde, zwalpte en daverde, zuchtte en kreunde. Ze wilden zich op het vrije bankske placeren maar door de knots-bots aan de volgende halte was er van placeren geen sprake maar ploften ze gewoon naast mekaar neer. Er was geen harmonica en er zat geen bestuurder in het bestuurdershokje. De wagen hing gewoon aan de vorige bevestigd. “Het is dezelfde van daarnet” zei Slow. “Het kan niet waar zijn” zuchtte mske en stak haar handen voor haar knieën.

Previous

Als het jukselt moet je krabben

Next

De citadel

2 Comments

  1. haha, wat een mooi verhaal. misschien toch niet moeten rennen om ‘m te halen?

  2. Ja de kusttram is ook zo’n schnok-snok ding en als je langs achter zit vliegje van de ene naar de andere kant als de tram de bocht in gaat. Onlangs nog gevoeld toen ik met de kleinkinderen een trein-tram-auto dag had.

Wat denkte daarvan?

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén