Het licht van de straatverlichting in de zijstraat is kapot. Dat is in die mate vervelend dat wij normaal gezien geen licht nodig hebben ’s nachts op de overloop. Nu wel, het was donker. Dit is nu al de tweede keer eigenlijk. Wie er nu moet verwittigen … dat weten we niet, er woont niemand ter hoogte van die paal, de achterburen hebben geen telefoon. En Slow weet het nummer niet meer dat hij belde toen de verlichting hier voor de voordeur kapot was.

Vanmorgen was er dan nog wat met licht, mske was ergens in een sluimertoestand tussen slapen en wakker in, toen ze een zwarte schim voor haar gesloten ogen zag. Het staat er wat ongelukkig maar het betekent gewoon dat het efkes heel donker werd en dan terug normaal. Het fenomeen wekte mske volledig en toen merkte ze dat Slow met zijn arm op haar oor lag en dat zijn hand ergens voor haar gezicht balanceerde. Waarschijnlijk heeft hij een beweging gemaakt en zodoende de lichtinval onderbroken waardoor mske ineens die vluchtige schaduw kreeg.

En nu … nu is er buiten erg veel licht. “Hoor’ zei Slow “ze roepen dat we naar buiten moeten komen”. “Hoor” zei mske “het werk roept ook”.