Dus moest er een ander tijdverdrijf gevonden worden om geen licht te moeten aansteken. En wat komt er dan beter van pas dan het rozenhoedje. Dat is één keer de paternoster rond , vijf keer tien weesgegroeten met daar iedere keer een onzevader tussen. En het begin en het einde, dat zijn de bollekes net boven het kruis, awel dat weet mske niet meer.

In de maand mei, toch speciale maand, werd dat nog een rozenkrans, dat is drie keer den toer!

In elk geval, er moest voorgelezen worden en de rest viel in. De dag kwam dat mske mocht voorlezen, mske slaagt er nog steeds in bij saaie zaken met haar gedachten elders te zitten – en ze gaf maar de voorzet van: Wees gegroet Maria, … en haar gedachten waren ver. Op een zeker moment: owee, daar voelde ze de knobbel van het einde en ze had genen enen onze vader gelezen.

Het is nog goed afgelopen, ze moest alleen maar de onzevaders inhalen.

Dat duisterlijk bidden is dan ook stopgezet zo rond die periode dat moe en va een teevee kochten.