Op een wedstrijd die ze met de vriendenclub hadden georganiseerd, viel Ex en belandde voor een week in de kliniek. Plots stond mske er alléén voor. Ze ging dagelijks naar de kliniek, deed ondertussen haar werk ook nog en de enige hulp die ze had kwam van Zoneke want Zus moest naar school. Haar jongste broer, die kwam helpen, moest daarvoor betaald worden. Haar ouders zouden, om haar te helpen, wel eens met Zoneke naar de kliniek rijden, dan hoefde zij niet over en weer.

In mskes logica zou helpen inhouden dat er iemand zou voor zorgen dat het werk vooruit ging terwijl zij bij haar man ging. Toen ze vertelde aan een vriend hoe stresserend dit was, zei die dat ze maar moest zeggen als ze hulp nodig had.

De vriendenclub bezocht Ex niet en liet ook niets van zich horen, uit angst dat er nog iets te doen zou geweest zijn. Toen schreef mske een brief aan haar vermeende vrienden waarin ze stelde dat ze hen bedankte voor de veelvuldige bezoeken in de kliniek, de talrijke telefoontjes en de verwarmende blijken van sympathie.

Bovendien konden ze op die bepaalde dag hun materiaal komen halen dat nog in haar weg stond, ze zou het wel buiten zetten, kwamen ze niet dan bleef het staan voor de vuilkar.

Ze kreeg één telefoontje van één van hen, die haar vertelde wat hij allemaal had willen doen en dat het hoogst unfair was van haar.