Erg is het, heel erg, als je bij hoogdringendheid met een volle blaas op zoek moet naar sanitaire voorzieningen die er niet zijn.
Maar soms zijn er wel sanitaire voorzieningen maar ga je gewoon niet. Dat er wel erg vieze bestaan, daar moeten we het niet meer over hebben, veronderstel ik.
Wat kan je nog weghouden? Vraag je je dat af? In mijn geval een taterende wc-madam.
Wat kon dat mens kletsen, een echte spraakwaterval. Ze was al wat ouder en ze had het koud en dat moest iedereen weten, daar kon ze hele verhandelingen over schrijven vertellen. Ze was er jaren geleden mee begonnen, met dat wc-madam zijn en ze had al snel de smaak te pakken. En verder vertelde ze nog privé-zaken die wij, gezien ons luisterend oor dat niet kan praten, niet verder vertellen.
Me supersnel in de wc verschansen was geen optie, want ze ging gewoon door achter de gesloten deur en ze verwachtte ook antwoord.
Mijn grootmoeder noemde het huiske ook soms het gemak, maar daar was echt niets gemak aan. Roef roef roef en snel snel snel, deur terug open en dan …
Tja dan was er maar één mogelijkheid, op mijn gsm naar het uur kijken en zeggen dat ik nog verschrikkelijk veel werk had en wegwezen.
Moet ik daar nog bij vertellen dat ik eigenlijk te weinig heb gedronken, die dagen?
Gettie
In mijn heel vroegste herinneringen herken ik ook het”huiske”. Bij ons thuis (mijn ouders) was dat buiten maar toch aan het woonhuis vast en dus geen apart huisje. Ik herinner mij gazettenpapier op de plank, maar eigenaardig genoeg herinner ik mij geen geur of stank.
Rond mijn 12de kwam er een “inwendige” wc en ook de zo begeerde badkamer, en toen die er was moest ik op internaat en dus het “gemak” van de badkamer met wc kon ik maar om de 6 weken gebruiken thuis.