Ooit, toen mske zwanger was van Zoneke reed ze voor een controle naar de gynecoloog. Plots zag ze echter in het half duister voor zich uit, iets klein rood met groen aan de straatzijde huppelen. mske, die al lang haar geloof in kabouters verloren had, stapte uit om tot de conclusie te komen dat daar een ukkepukske dat maar net kon lopen, alleen op wandel was.

Ze nam het kindje op en vroeg waar zijn mama was. Het kindje wees naar de overzijde van de straat en mske stapt op het huis af, maar het kindje wees niet naar het huis maar wel naar de tuin waar de kippen en ganzen zijn aandacht trokken. Voor alle veiligheid belde ze toch maar even aan, maar die mensen wisten niet van wie het kindje was. En daar stond mske met een onbekend kind op de arm, in de dichtstbijzijnde buurt geen huis te zien. En ze bedacht dat ze best met het kindje naar het politiebureau reed om dan vandaar haar afspraak bij de gynecoloog te verzetten.

Ze stapte richting auto toen uit de straat rechts een geroep opging van verschillende stemmen. mske keek en zag een vrouw vergezeld van vier grotere kinderen de berg opstormen, terwijl ze riep: “my baby, my baby”. En de vrouw vertelde mske dat het beebietje, telkens ze naar de vlamoven ging, koekjes kreeg van de winkelierster en dat hij dus al een keer had gepoogd om over de omheining te geraken en dat het hem nu blijkbaar gelukt was. Ze nam de kleine wegloper terug mee en mske vertelde later aan de gynecoloog dat ze bijna een tweede kleine had gehad.