Klein Emmeke werd zo genoemd omdat ze klein was. Logisch. Maar ze was ook één van de mooiste meisjes die mske kende. Ze werkte in dezelfde firma maar méér was er ook niet bij. Ze was zich namelijk wel bewust van het feit dat ze een mooi meisje was. En toen mske, dom en naïef als ze toen nog was, haar eens vroeg welke crème ze gebruikte omdat ze zo een mooie egale teint had, antwoordde klein Emmeke: “niks, ik ben zó”. “Dom wicht van een ms” verstond mske “hoe kan je nu denken dat mijn perfectie ook maar één hulpmiddelke nodig zou hebben”.

Klein Emmeke trouwde dan ook nog met een knappe gast, die bovendien ook nog geld van thuis meekreeg. Jawel, alles zat klein Emmeke mee tot … die jongen kanker kreeg.

En toen vond mske klein Emmeke zo mooi niet meer, want ze gooide haar zieke man buiten. Hij kon terug naar zijn ouders. Ze verkondigde aan ieder die het horen wilde dat ze nog te jong was om zich met ziekte en verval bezig te houden. En nog tijdens zijn ziekte begon ze al te verkeren met één van de tekenaars van het tweede verdiep. Die was natuurlijk nog vrijgezel want meiskes zoals zij zouden nooit op de tweede plaats komen.

Deze week dacht mske daaraan. Indertijd was mske geschokt door het verhaal en nu bedacht ze dat hetzelfde verhaal haar nu niet meer zou verbazen. Er loopt vanalles rond op deze wereld.