Er was een tijd dat mske honden had. Elke vrije moment ging op aan die honden. Weg gaan kon niet, er moest iemand bij de honden zijn. Bij feesten wou Ex tijdig naar huis, voor de honden.

Er was een tijd dat mske kippen, ganzen, eenden en parelhoenen had. De vos kwam telkens en telkens weer. Soms had die vos grote hondenpoten en soms liep die op twee benen. Maar de vos had de naam.

Er was een tijd dat mske konijntjes had. De honden beten de konijntjes dood.

Er kwam de tijd dat mske hier konijntjes had. Ritser’s oog is naar de vaantjes en Sloeber heeft iets aan zijn neus.

Er was een tijd dat mske katten had. Nooit ofte nooit ofte nooit heeft mske last gehad van de katten … tot vorig jaar. Tot ze plotseling met “het ding” geconfronteerd werd en met zichzelf geen blijf wist. Toen werd Karboenkel ziek. Stenen in de blaas. Het kostte veel om hem er door te halen maar met een aangepast dieet zou er geen probleem meer zijn. Toen kreeg Slow blindedarmontsteking en vóór mske naar Slow kon, moest ze eerst met Karboenkel naar de dierenarts. Nierontsteking.

Nu is de lucht naar beneden gekomen en Karboenkel herviel mààr mske mag zich troosten, ze waren goed bezig met hun dieetvoeding want het waren geen stenen noch gruis. Er zat enkel maar een ontsteking op maar met de aangepaste operatie zou het kunnen dat het mogelijk zou kunnen zijn dat hij niet meer herviel.