“Dat huis gaan ze afbreken” vertelde de cafébazin en mske keek voor het eerst in haar leven echt naar het huis. Het moet er toen al gestaan hebben, toen ze daar vier keer per dag voorbij kwam.

Het had iets bizars, dat huis, een zekere herkenning of toch een zekere herinnering. En Slow en mske zegden tegelijkertijd: “wij hebben net zo een huis”.

Spelen onbewuste herinneringen een spel? Is het daarom dat mske zo verkikkerd is op ons huis? Een huis zonder tierlantijntjes. Niet gegeerd door de mensen, maar ons paradijs?