Zoals zovele oude boerderijtjes stond het was-was huis met de zijgevel naar de straat en werd het binnenkoerke afgesloten met een grillepoort. Naast die poort, waar vroeger de mesthoop was geweest, stond een sierboom, met laag tegen de grondhangende takken en breed opengespreid.
Dat was één van Machoechel’s favoriete plekjes. Dan zat ze onder die boom en wachtte!
En wee de bezoeker die van de straat afweek en de trapjes naar de grillepoort opging. Als een duvel uit een doosje sprong ze onder die boom vandaan en sloeg haar poten rond de benen van die onverlaten.
Meestal werd bezoek dan ook aangekondigd door een verschrikte gil van het slachtoffer dat zich een aap schrok. Het is pas later, wanneer de grillepoort weg was en de voordeur verplaatst dat mske een bel geïnstalleerd heeft.
Wat denkte daarvan?