Als je door de voordeur naar binnen stapt is er voor je een brede gang. Tegen de linkermuur is de trap recht naar boven. Die geeft dan toegang tot die prachtige overloop, maar die zie je niet want die zit boven het plafond natuurlijk.
Aangezien die gang zo breed is staan de tegels van de, nog altijd niet geplaatste, badkamer achter de voordeur. En laat dat nu precies het geliefkoosde plaatsje van Karboenkel zijn.
Als ik in de gang lig, verkies ik de mat. Maar ik lig niet meer zo graag in de gang. Die verdoriese postbode die gooit zomaar de post binnen en mikt daarbij blijkbaar op mijn hoofd. De eerste keer schrok ik me dood en stoof naar de keuken. Toen dacht ik van: “toeval”. Maar sinds hij dat twee dagen later nog eens flikte denk ik daar heel anders over.
Nu lag Karboenkel deze middag op zijn favoriete plaatske toen die postbode voorbij kwam en Karboenkel lag nét zo zalig te slapen en die kerel gooide die post door die brievenbus, waardoor die brievenbus nijdig terugflapte. De vallende post en de knal van die brievenbus waren net iets te veel voor Karboenkel’s zaligheid, die onder het uiten van de strafste verwensingen tegen het plafond ging, terug landde en ook de keuken in stoof.
Slow, die dat kan zien van aan zijn pc, volgde de stuivende Karboenkel met zijn ogen, keek naar mske en haalde zijn schouders op.
Zou je denken dat ik hem zou kunnen overhalen om eens een klapke met de postbode te doen?
Wat denkte daarvan?