Het volgende hebben we van horen zeggen, het vorige ook, maar het vorige hebben we Broer zelf ook nog horen zeggen.

De rijkswacht van dat Oostvlaamse dorpke had achteraan een weg die uitliep op een pijpekop bij het buro. En rond die pijpekop waren planten gezet door de madame van de commandant. En eigenlijk was die Madame van de commandant “dé commandant”.

Eén van die planten was een reusachtige vetplant met stekels. Het ding kan nooit zo groot geweest zijn als mske zich nu voorstelt maar toen was hij zo groot als zij.

En alle rijkswachters wilden dat ding weg want het was gevaarlijk voor de kinderen, maar de commandant zei dat de kinderen daar dan maar niet moesten spelen.

“Zit dat zo?” blijkt de rijkswachter van het vorige verhaal gezegd te hebben. En hij nam iets dat stak en maakte gaten onderaan de vetplant en sedertdien gingen ze daar allemaal “tégen”. Blijkbaar heeft de plant dat niet aangekund want mske weet dat de plant kapot gegaan is.