“Hier ligt een kadaver” zei mske en keek uitgesproken naar de grond naast haar stoel. Slow haastte zich rond het buro en keek ook.

Je zag aan mskes ogen dat ze zich afvroeg waarom de dader het kadaver, dat toch niet van de kleinste was, dan ook niet opgeruimd had. Zodoende zei Slow: “ik niet hoor”.

Ik lag op de pc en heb haar niet gehoord en daarbij, ik heb geen vuilblik.