Zoneke moest, als kind, nooit leren. Hij kwam spelenderwijs overal door. Op zijn toetsen haalde hij practisch het maximum.
Toen hij dan in het vierde leerjaar eens op een toets woordenschat de benaming van een scheepsvenster moest geven, liet zijn geheugen hem een beetje in de steek, in die zin dat hij zich enkel herinnerde dat het iets met een vogel te maken had en Zoneke schreef: “kalkoengat”.
Wat denkte daarvan?