Voorvalleke gisteren in de namiddag. Slow en mske werken naarstig verder.
Ineens kijkt mske op en zegt: “ik zou zo precies wel druifkes lusten”. Maar het fruit was op. En Slow antwoordt: “ik zal morgen fruit gaan halen”.
mske schrok op en zei: “morgen kan niet”. Slow stak zijn arm uit en wees met zijn wijsvinger naar mske terwijl hij zo met een kindertreiterstemmeke zei: “héhé héhé héééhé … ik heb je beet”.
mske vervolgde echter ” … want we hebben geen tijd als we nog langs Mr. Sloddermans moeten passeren”.
Slow’s gezicht veranderde en hij zei: “langs Mr. Sloddermans passeren? Wanneer dan?” mske stak haar arm uit en wees met haar wijsvinger naar Slow terwijl zij zo met een kindertreiterstemmeke zei: “héhé héhé héééhé … ik heb je beet”.
En toen, toen werkten ze verder.
Wat denkte daarvan?