In het dorp waar mske woonde tussen haar 7de en haar 13de hadden ze buren. Die buren waren enerzijds een collega van haar vader en anderzijds een verre neef van moe.

Beide buren hadden een hond. Of beter een hondje. Een hondje van een ras dat indertijd nogal populair bleek te zijn want het waren beiden dwergpinscherkes, zo van die hondjes die niet erg groot zijn en naar je kuiten moeten springen op te bijten, maar het dan ook doen.

• De hond van de collega heette Mickey.
• De hond van neef heette Whisky.

 
Beide buren hadden ook een zoon:

• De zoon van de collega heette Michel.
• De zoon van de neef heette William.

 
Michel was een mollig dikzakse van een jaar of veertien en Mickey was een mollig dikzakske maar was eigenlijk een vrouwke. William was ietskes ouder, want hij reed al met een brommer en was een sportief type, Whisky was een vinnig mannelijk kefferke.

Michel liet Mickey uit met: “kom Mickey, schoeë piske doen” terwijl mske zich maar vaag kan herinneren dat William iets tegen Whisky zei, maar ja, Whisky liep gewoon in de hof en hoe die zijn piskes deed kwam er waarschijnlijk niet zo erg op aan.