Er zat een sportmagazine in de brievenbus, geadresseerd aan Luc. Er stond ook zijn abonneenummer vermeld. Dat zou allemaal zo raar niet zijn ware het niet dat Luc zich nooit had geabonneerd.
Toen hij thuis kwam -hij moet zo af en toe ook eens bij de kapper langs- en het magazine zag, werd hij boos. Niets voor Luc om boos te worden over zoiets. Die mens wordt nu -zo goed als- nooit eens boos. Nu dus wel.
“Dat is al de tweede keer!” zei hij. “En vorige keer heb ik het zo de vuilnisbak in gekieperd” zei hij. “En nu zijn ze daar weer!” zei hij. “Dat zal ook rap de vuilnisbak in vliegen!” zei hij.
Ik wees hem op het abonneenummer. “Maar dat zal zo niet aflopen!” zei hij. “Ik bel ze op!” zei hij.
Nu dacht ik niet dat hij dat zou doen. Eens de boosheid gezakt zou hij dat magazine gewoon bij het oud papier gooien. Dat dacht ik.
Even later kwam hij de woonkamer binnen. “De abonnementendienst was niet bereikbaar” vertelde hij. Maar de telefoniste had hem gezegd dat ze soms zulke acties doen en hij had dan maar tegen de telefoniste gezegd dat hij daar niet van gediend is. Ze zou het doorgeven.
Nu ben ik benieuwd of het wat zal uithalen. Hier hielp het in ieder geval want na dat telefoongesprek was Luc niet meer boos. Met een “met die brol altijd in de brievenbus” sloot hij het hoofdstuk af en werd weer zijn eigen gezellige zelf.
Wat denkte daarvan?