En nu kan ik er helemaal niet meer om lachen, het loopt gewoon de spuigaten uit. Ik ben het beu, “spuugzat” zoals men in Nederland zou zeggen. Ik heb het over het feit dat iedereen ons steeds als Infostand lijkt te zien. Even over de voorbije week:
Maandag:
We komen na de wandeling met doorweekte schoenen en natte sokken aan de auto, als ik een andere auto naast de onze geparkeerd zie staan. Als we aankomen, komt er een man uit het houten buskot en een vrouw van achter de bomen en ik denk: “Het zal toch niet …” Ze zeggen niks, zelfs geen goeiedag, ze dralen …
… en dralen, zij aan hun auto, hij aan het houten kot, tot ik op één blote voet aan het portier van de auto sta en Luc wat verder aan de picknicktafel zijn schoenen gaat wisselen. De vrouw zoeft, als door een wesp gestoken, zijn richting uit, de man doet hetzelfde.
Ik hoor Luc nog zeggen: “Mijn vrouw …”, ze kijken even mijn richting uit maar negeren me. Luc loopt even met hen mee tot achter het bushok.
Als hij terugkomt zit ik in de auto en heb me zo opgepierd dat ik sneer: “Tof hé, zo een nabeschouwing van een wandeling”. Al bij al betrof het een samenloop van omstandigheden, maar ik kan het toch niet laten van te zeggen: “Was ik een hond geweest, hadden ze misschien wél onder mijn kin gekrabbeld”.
Dinsdag:
We parkeren de auto op de voorziene parking. Wat verder vertrekt er een mobilhome van de voorziene camperplatz en mindert vaart bij het zien van onze auto. Hij vertraagt … staat stil … Ik denk: “Het zal toch niet …”
Hij komt uit zijn camper, loopt de volledige parking over tot bij Luc en vraagt: “Mijnheer waar kan ik mijn toilet legen?”
Deze keer loopt Luc niet mee, maar zegt: “Dat weet niet mijnheer, ik ben hier zelf voor de eerste keer”.
Astemblieft hé zeg! Duitse parking, Nederlandse camper, Belgische auto … Ik mis de logica?
Vrijdag:
Op wandel in het bos horen we iemand roepen. Bij het naderbij komen vraagt ze of we geen hond hebben gezien. Tot daar aan toe, maar ze dringt aan. Een hond, met leiband, zonder mens. Nee?
Ze had zich maar even gebukt om noten te rapen en weg was hij. En ze roept nog eens over de verlaten wei.
Ik denk: “Noten? Dat is goed om de schrale vlek op de kader in te wrijven”. Ik wil een noot zoeken als ze zegt: Ah, maar ik heb die allemaal al opgeraapt”. Maar haar hond …
Ik draai me om en ga verder. Neen, we zagen die hond niet. En ik ga me wel een fleske notenolie halen bij de Hubo. Daar krijg je dan geen vuile vingers van.
Nah seg …
Matroos Beek
Ik zou zeggen ‘trek het je niet aan’. Maar vrees dat het niet helpt. De boosheid zal koelen zonder blazen. Ze zijn het niet waard.
ms
Ze zijn het niet waard, inderdaad. Maar gewoon een goeiedag of een bedankt zouden al kunnen helpen.
Op deze manier voel je je echt als een gebruiksvoorwerp, dat je na gebruik weer kan weggooien.
Ik vrees alleen dat ik het er eens zal uitfloepen. Ik hoop dat ik me kan beperken tot: “En gij ook bedankt!”
Suskeblogt
Beleefdheid is zeldzaam aan het worden. Zoals Matroos schrijft : het je niet aantrekken.
ms
Dat zou inderdaad het beste zijn.
elsjeveth
Zolang de wereld rond is blijven er mensen in alle soorten en maten. Trek het je niet aan jij weet in elk geval wel hoe het hoort.
ms
Blijkbaar niet, anders zou ik het niet zo vervelend vinden dat ze me boos kunnen krijgen.
Bertie
Ik sluit me bij de anderen aan maar ik kan me je boosheid heel goed indenken.
ms
Ik ook, maar ik schrok er wel van.