Pastoors zijn een gezelliger onderwerp.

Misschien is dat onbegrijpelijk voor de jongeren maar de generaties voor mske die keken zo vol ontzag naar die mannen met een kleed aan dat het niet normaal was en dat je er van uit ging dat hun gezond verstand in slaap was gewiegd of zelfs de wiegedood was gestorven.

Zo reden ze ooit met de auto -vader aan het stuur, moe als passagier en vier kinderen op de achterbank- verloren.

En net toen ze dachten van de wereld te zullen vallen, want ze reden tussen kilometers en kilometers graanvelden, kwam daar een pastoor uit het graanveld gekropen.

En die stomkoppen, die twee verduvelde stomkoppen, die laadden die vent op, zodat moe nog vanachter bij de vier kinderen kon gaan zitten en ze waren zelf verloren gereden maar ze zochten wel eerst het station om die graanhopper af te gaan zetten.

Later merkte mske dat het niet enkel moe was, ook Mei, alhoewel ze bij haar thuis liberaal waren geweest, luisterde naar de pastoor. Het kwam zo ver dat mske eens uitviel tegen haar. Pee had een hartinfarct gekregen en werd net die dag van intensieve naar een kamer gebracht en pee kloeg, want het tochtte en hij vroeg om de gangdeur dicht te doen, wat mske onmiddellijk deed, maar Mei zei: “zeg, dat mag misschien niet van de verpleegsters” en ze stond op om die deur terug open te zetten toen daar een pastoor voorbijliep, die een andere patiënt ging bezoeken. En Mei vroeg: “Meniejer de paster, mag dees deer toe?” En die vent keek neerbuigend naar dat oud boerinneke en zei kortaf:”ja” en liep door met zijn gezelschap.

En mske werd boos om de onderdanigheid van die hardwerkende mensen, die die paljassen alle jaren een stuk van ’t varken brachten en meer verdienden dan neerbuigendheid en ze zei kortaf: “Mei, die zijn niet meer as gij zenne, das gewoon ne vent die niet moet werken en er toch geld voor krijgt”.