I

Mouche, Toke en ik eten in de keuken.
Karboenkel in het buro.
Dieetvoeding.
Slow en mske houden zich in stilte bezig.
Het tafereel is vredig.

II

Slow en mske beslissen de dag te beëindigen.
Eigenlijk is het al een stuk van de volgende dag.
Iets zacht wrijft tegen mskes been.
Ooooh, Karboenkel is nog niet in de keuken.
Slow opent de deur en let op voor ontsnappende Tokes.
Karboenkel komt, kijkt om, loopt met zijn kop tegen de deur.
Hij bekijkt Slow argwanend en beweert dat het Slow’s schuld is.
Hij weigert de keuken in te gaan.
Hij speelt mskes voeten.
Loopt onder het buro door en ze krijgt hem niet vast.
Slow doet wat Slow altijd doet.
Hij vreest Karboenkel’s klauwen en doet alsof.
mske wordt giftig want ze wil in bed.
Ze gooit met de deur.
Wat anders? Dat is een gekend scenario.
Ze bonkt naar boven.

III

Slow gaat in de keuken.
Karboenkel volgt hem.
Slow gaat naar bed.
mske gooit zich in bed, trekt de dekens tot over haar oren en zegt:
“En morgen krijgt die rotkat geen eten!”
Ze trekt het licht uit, zegt Sloppel, ademt een paar keer.
Ze draait zich om en nestelt zich in Slow’s armen.

Doek