Het was een uiterst bewogen nacht ten bedde van Slow en mske. Eerst en vooral had mske koude voeten, iets waar ze nu al zo lang geen last meer van had. Dus kroop ze heel stil met haar voeten tegen Slow, maar toch werd ze een keer of vier wakker door het ellendig koude gevoel en telkens was haar stoofke iets verder weggeschoven.

En toen ze dan eindelijk in een vaste slaap was werd ze gewekt door een verschrikkelijke pijn aan haar neus. En ze brulde. Slow vroeg: “wat is er?” net of hij het niet wist want het was hij die mskes neus geraakt had met zijn nagel.

Bij de ochtendevaluatie over de nacht wist Slow over dat van die koude voeten te zeggen: “ja, ik weet het, op een zeker moment dacht ik dat je boven op mij ging komen liggen” en mske keek bedenkelijk.

En de neus? Daarover zei hij: “ja maar, ik wou aan de mijne krabben.”