Jaren 60: Stijfbevroren van kou stond mske elk jaar op 1 en 2 november op die verduvelde kerkhoven, want moe zeulde met hen die twee dagen de kerkhoven af … en alle jaren was het gevroren en alle jaren stond mske te bevriezen in haar mantel die moe zelf had gemaakt en met haar broekkousen -wat in feite gekleurde nylons waren- aan omdat de nonnekes en moe niet wilden dat meiskes een lange broek droegen.

Jaren 70: mske had het niet meer zo koud, want de gewatteerde anorak had zijn intrede gedaan en moe gedoog toch al dat mske er zo een had. Maar nog steeds toog ze alle jaren naar die kerkhoven en Dode-Broer lag toch zo ver, ginds in het verre Oost-Vlaanderen en elk jaar opnieuw was dat een gebedel want ze hadden geen auto en met de trein en de bus was dat zo moeilijk en telkens vonden ze een slachtoffer dat zich liet vangen.

mske vond hen zielig met hun gezaag over “toch een schande dat op dat grafke van Katrientje A. geen bloemen staan”. En jaar na jaar groeide haar ergernis omdat het helemaal niet om ging de herdenking van een dode maar om toch maar de schoonste of de grootste pot te kunnen zetten, zodat die van de anderen er niet meer zouden bij kunnen.

Toen ze in de helft van de ’70-er jaren trouwde stelde ze onmiddellijk een eind aan die kerkhofbezoeken. Moe kwaad. De schoonma opgesmeten. Maar dat werd, met de Limburgse kant van de ex-schoonvader erbij, een echte ronde van België.

Nu: “Die mensen zijn niet daar” zegt mske “ze leven in het hart van wie hen wil herinneren”. En bovendien! Allerheiligen is een feestdag. Allerzielen, dus morgen pas, is de dag voor de herdenking van de doden, maar ja, dan moeten ze er een dag konzjee voor opofferen.

Arme doden, als je maar één dag per jaar, en dan nog op commando, herdacht kan worden.