Zondagochtend, dag na het trouwfeest, Luc was al opgestaan, ik soezelde nog wat na, werd ik opgeschrikt door erg luide muziek op straat, veroorzaakt door een auto met luidspreker.

Ik dacht: “hij zal wel wegrijden”. Niets is minder waar. Hij is hier zeker vier keer af en aan gereden en dat voor dat handvolletje straten dat ons dorpje rijk is.

Ondertussen wist ik wel hoe laat het was en dat er blijkbaar een circus stond opgesteld waarvan wij op deze luidruchtige wijze op de hoogte werden gesteld.

Ik rolde uit bed, liep in badjas naar beneden, opende de deur en zei, aangezien we nog moesten plannen wat we zondag zouden doen: “ik weet wat we zeker niet gaan doen”. En toen Luc me vragend aankeek, vervolgde: “naar het circus gaan”.

Luc keek donker toen hij zei dat hij even had overwogen om buiten te lopen en te vragen of ze helemaal gestoord waren. Maar ik denk dat dat niet hoefde. Het antwoord vond ik al overtuigend genoeg uit die luidspreker komen.