Kozzeke is dus getrouwd. Hij heeft dat goed gedaan! En daarom, omdat hij zo mooi “ik wil” gezegd heeft, wordt er een héél groot feest gehouden.

Het feit dat er twee mensen van elkaar houden is natuurlijk een mooie reden om een feest te geven, maar dat papierenwerk errond, dat gezaag van die moraalzwetser daar van voor, dat doet af aan de essentie van de zaak. Uiteindelijk worden de hoofdpersonen in de schaduw gezet door een kerel die het “samenwonen” en “samenleven” van haar of pluim kent en die daar dingen staat te vertellen waarvan je denkt: “Jongen, die mensen trouwen vandaag, wat zit jij nu te leuteren over “slechte” dagen?” Als je die hoorde gingen Kozzeke en Mooikind de hel tegemoet.

Uiteindelijk ging die zijn gezaag méér over diegenen die niet het geduld en de vergevensgezindheid opbrachten om bij hun oorspronkelijke partner te blijven. En het eigenaardige was dat hij daarbij dan steeds naar de mama van de bruid en naar mske en Broerke keek. Die hadden dus het nodige geduld en vergevensgezindheid niet opgebracht. Die kerel heeft precies nog niet gehoord van “karaktergestoord” en “emotioneel labiel”.

Het zij zo! Kaken op mekaar en de tong afbijten, mske …