Toen mske klein meisje was hoorde ze de klaagzangen van moe over de bemoeizucht” van zowel haar moeder als haar schoonmoeder, bij het opvoeden van haar kinderen.
 
Toen Zoneke geboren werd, was mske dus hoogst verbaasd dat ze moe zag opdraven met gebreide pullekes en gebreide broekjes voor Zoneke. En de gebreide sokjes niet te vergeten aangezien de miniatuur kousjes die mske had gekocht geen gratie konden vinden in de ogen van moe. Was moe dan haar vroegere tirades vergeten?
 
Bovendien waren er nog haar vader en de ouders van Ex die allemaal de wijsheid in pacht hadden.
 
En moe’s lijden werd nog groter toen die stomme, idiote, achterlijke ms weigerde Zoneke bottinnen aan te trekken toen hij begon te lopen.
 
Toen Zus werd geboren, was dat al veel minder, aangezien die Hoge Raad van Vier op dat ogenblik het nutteloze van zijn pogingen had moeten inzien.
 
Dit alles indachtig, vroeg mske zich af wanneer de klik ging komen die haar zou transformeren van normaal denkend mske in het betuttelende, ergerlijke wezen dat grootmoeders lijken te zijn.
 
Ze is al de ganse week voorzichtig in haar uitlatingen en kijkt achter elk hoekje en donker kantje of de bobonitis niet op de loer ligt. En mske vindt dat Bollie en Zoneke dat tot nu toe wel best zelf aankunnen.
 
En wat vertelt Zoneke haar vanmorgen? De zaak “fopspeen”! Amke’s andere oma wil dat het kind een tut heeft! Zoneke is contra zolang Amke daar niet om vraagt en haar duimpje niet neemt!
 
De enige verklaring die mske vindt voor dit fenomeen is het feit dat mensen hun kinderen als kinderen blijven zien. En dan denkt ze: “moeten ze daarom zo oud geworden zijn?”