Slow voelt aan zijn buik en zegt: “ik weet niet hé, maar …” “Ja” zegt mske “ik had nog gedacht om iets mee te brengen om te knasjteren”. Diegene die daarvoor een schoon AN woord weet, mag dat zeggen, maar knabbelen doen de muizen. “Zeg zenne” zegt Slow “en dat zeg je nu!”

Maar ineens begint zijn gezicht te stralen, als hij zegt: “Morgen vroeg haal ik een reuze taart!” Hij kijkt naar mske, die niks zegt en gaat dan verder “je had gezegd dat we ’s zondags gingen taart eten als we niet weg waren”. Hij kijkt weer naar mske, die nog niks zegt. Hij maakt met zijn handen een grote ronde vorm en zegt: “en die knoeseltaarten bij de lekkere bakker zijn zo groot”.

Holle Bolle Gijs honger?