Toen mske 13 was verhuisden ze en mske kwam terecht in de school in een gemeente waar er nog sprake was van “basse-classe” en andere discriminerende uitspraken. Dat de bewoners van de gemeente dan nog de pretentie hadden te stellen dat hun mooie gemeente naar de knoppen ging door inwijkelingen maakte de zaak er niet beter op.
mske trok dan maar op met een naamgenote, Mke, die ook niet al te erg in de smaak viel bij de rest van de klas want haar moeder was “maar” de poetsvrouw van de refter. Die moeder was een sukkel.
Toen mske eens bij het Mke langsging, wou die haar iets tonen dat zich in het atelier van haar vader bevond en stootte daarbij tegen de deur van een glazen kast. Grote paniek alom en de moeder stond er op dat mske vertrok en Mke vertelde dat haar vader met de riem dierf te slaan maar mske mocht dat niet thuis vertellen.
Later op het jaarlijkse chirofeest kwamen Mke en haar ouders bij mske en de hare zitten en begon de vader, die een hatelijk man was, mske te vragen wanneer ze zijn kast ging vergoeden. mske die nooit iemand van slechtheid verdacht, dacht dat de man haar op ergerlijke manier plaagde en vond hem maar een engerd. Thuis kwam de uitbrander en moe wou nog maar eens niet geloven dat mske niet in de buurt van die kast was geweest.
Toen mske en Mke woorden kregen, stond haar ’s avonds aan de deur en kreeg mske een uitbrander waar de man bij zat, omdat ze ruzie maakte met zijn dochter.
mske was het wicht kotsbeu en toen ze op een keer de ziekelijk jaloerse opmerking: “jij wil me mijn beste vriendin afpakken en mij laten stikken” naar het hoofd kreeg geslingerd, zei ze: “stik dan maar”, draaide zich om en ging dan maar als buitenbeentje bij het klassegroepje staan.
En toen ze ’s avonds thuiskwam zei ze tegen moe: “Straks kan Mke haar vader komen, maar ik wil er niets meer mee te maken hebben”. En ja, hij kwam. En mskes ouders zegden dat ze niet tussen kinderzaken wilden tussenkomen. Waarschijnlijk wist moe wel dat mske enkel dingen zei die ze meende en wist ze goed wat er ging gebeuren als ze mske op het appèl zou roepen. Ofwel kenden ze de man ondertussen zelf ondertussen ook wel.
Maar mske had geen voldoening aan deze zaak, omdat ze vond dat moe zich verregaand met haar zaken bemoeide en al de eerste keer had moeten zeggen dat ze daar niet kon tussen komen.
Wat denkte daarvan?