Het was niet de eerste keer en het zal de laatste ook niet zijn. Heel in het begin toen Sloef bij ons was is hij zo tussen de vloer van Zonekes kamer en het plafond van het opkamertje gekropen en heeft er twee dagen gezeten. Enkel zijn ogen waren zichtbaar. Toen we hier woonden heeft hij dat ook nog geflikt.  Er zijn daar al verschillende meldingen van, in de rubriek aan hem gewijd. En dan gisteren.

Gistermorgen was ik efkes naar buiten gegaan, twee stappen ver, toen Slow me er aan herinnerde dat Sloef in de gang rondliep. Ik heb snel de deur dicht gedaan. Even later heeft Slow dan de post gehaald.

En toen vloog, door een windstoot, boven de deur van de rommelkamer open. En sedertdien … geen Sloef meer. Roepen hielp niet, dat helpt trouwens nooit. Als je hem roept, vertikt die dat gewoon.

“Verdorie” dacht ik “die heeft zich weer onzichtbaar gemaakt”. De dag voordien had hij zo op de zoldertrap gelegen, zo goed als onzichtbaar. Een grijze getijgerde kat op een bruine trap en toch zo goed als onzichtbaar. Wie weet welke kleur die kameleon weer had aangenomen … fineerkleur, lichtbeige of had hij zich gewoon in boek getransformeerd ?

“Hij komt wel uit” dacht ik, aangezien hij dat anders ook doet. Maar het werd later en later en alles bleef stil en Slow begon toch maar te opperen dat hij, als hij onder het bijzettafeltje had gezeten … en dat met de achterdeur open. Goed! De avond was compleet om zeep. Al was ik er zeker van dat hij niet door die achterdeur naar buiten was geglipt. Ook niet door de voordeur trouwens.

We zijn dan maar tegen twaalven aan gaan slapen, met het idee om foldertjes te maken voor de buurt en we hebben alle deuren van alle kamers open gezet zodat hij zeker niet vast kwam te zitten. Toen ik terug wakker werd was het aardedonker en muisstil. En dan begint dat.  “Heb ik wat gehoord? Maar neen, ik heb niks gehoord. Toch wel. Of was dat het bonzen in mijn oren. Allé, stel nu dat ik wel heb gehoord wat ik niet heb gehoord en dat hij poogt binnen te geraken”. Het was half drie en ik ben maar opgestaan om te komen kijken. Nog steeds niets. Ik ben dan maar efkes de keuken ingedoken om wat te drinken en maakte de bedenking dat het gewicht nu goed ging, dat het met de cola de goeie weg op ging, dat het stappen en het fietsen de goeie weg opging en dat we zeker geen nood hadden aan een mysterieuze verdwijning van Sloef.

Niets aan te doen, hij was er niet, ik zou dan maar terug gaan slapen en toen zag ik het. Op het halkastje lag nog steeds het groene papier waarop we ook gepoogd hadden het wespennest zo goed mogelijk te fotograferen. In al die drukte hadden we dat vergeten op te ruimen. Alleen … het wespennest was weg en er stonden afdrukken op het papier, geen volledige kattenpootjes maar toch. “Ziedet wel dat hij zich schuil houdt” dacht ik.

“Wat heb je met het wespennest gedaan?” fluisterde ik stillekes tegen een slapende Slow. Stil genoeg om hem toch wakker te laten worden moest hij slapen. Hij antwoordde niet. “Slaap je?” fluisterde ik iets minder stil. “Wat is er?” vroeg Slow. “Wat heb je met het wespennest gedaan?” vroeg ik nu op normaal volume. “Niets, helemaal niets” zei hij. De ongerustigheid verdween en de oorspronkelijke boosheid tegen Sloef kwam terug. Hoe haalt die kat het in zijn hoofd om ons een ganse dag tegen het plafond te jagen?

Half vier, Slow stapt uit het bed, hij moet naar de badkamer en komt terug met de melding dat hij hem gezien heeft. Hij was de rommelkamer opgeslopen. Om vier uur is Slow opgestaan om te komen drinken en is Sloef gewoon mee gekomen.

Het is niet de eerste keer en het zal waarschijnlijk niet de laatste keer zijn. Sloef is een zalige kat, de leukste, de snoezigste en de gekste kat, maar die halve wilde kant van hem, die steekt ook nog af en toe eens de kop op en dan denkt hij dat hij op overlevingstocht moet en dat dat synoniem is van “niet gezien worden”.