Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Gesloten deuren

Het Cresthotel! Zo noemt Luc het, al heet het al heel lang anders. Ik bezag het ooit als teken van grote luxe zoals het daar majestatisch aan die ring stond te staan.

Nu ik er al enkele keren te gast was, weet ik dat er veel luxueuzer en vriendelijker hotels te vinden zijn. Te gast? Jawel. En ik vind dat een gast zich moet thuis voelen. Niet dat ik me als gast ga inbeelden dat alle deuren voor mij moeten geopend worden, maar ik mag -denk ik toch- verwachten dat bepaalde deuren open gaan.

Zo kregen we bij het inchecken elk onze sleutel, naam die ze geven aan een elektronische kaart omdat hotels al lang niet meer met echte sleutels werken. Tot daar toe, dat begrijp ik. Mensen vergeten of verliezen hun sleutels met de gevolgen en de kosten voor het hotel.

Maar met die elektronische kaarten staan wij toch zo ongeveer telkens één keer vóór de deur. Die avond bij het inchecken verliep alles vlot: de deur van de kamer ging open, die van het zwembad ging open en daarna ging die van de kamer ook open.

De volgende avond kwamen we, na een dag werken, tot de conclusie dat geen van beide sleutels het deed en ik besloot dat ik eens terug naar beneden kon. Op de zesde verdieping stopte de lift -wij zaten op het tiende- en daar kwamen MQe en Gj ook al aan. Hun sleutels werkten ook niet.

Beneden bleek dat geen van onze -de collega’s- sleutels werkten en blijkbaar hadden ze verteld dat ze die sleutels gereset hadden. Nu hadden we maar 20 minuten om een douche -light versie- te nemen en ons om te kleden voor het avondeten. Daar pikte dat hotel nu een groot deel van in. Nu ga ik geagiteerd praten als mij iets dwarszit en dat deed het. Zelfs al had ik tijd in overvloed gehad vind ik het nog niet kunnen dat een deur tussen mij en mijn eigendom afgesloten is.

Dat ze wel eens een berichtje aan de lift hadden kunnen hangen … Dat vond E. er van. En daar gaf ik hem volkomen gelijk in.

De volgende avond hadden Luc en ik wéér prijs en Luc ging naar beneden. Maar goed! Want ik weet niet hoe ik zou gereageerd hebben als ze mij vroegen of die sleutel niet bij mijn bankkaarten zat. Hun brol werkt niet en ze gaan iemand behandelen als hun demente opa? Iemand die een derde van het jaar op hotel is, wéét dat wel dat je die sleutel niet bij je bankkaart moet steken! En hij -de receptionist- zou die eens goed activeren zodat we zeker tot zondag geen problemen zouden hebben. Dàt was nu precies wat wij verwachten dat ze zouden doen bij het inchecken.

Op zondagmorgen -zucht- gaan wij meestal ontbijten en keren daarna terug om onze koffers te halen. Die zondag ook. We openden de kamerdeur, stapten de gang op en ineens gingen alle deuren dicht. De branddeuren wel te verstaan. Ik zei: “kom Luc, we nemen de trap én de koffers”. Maar Luc ging zich ineens afvragen waar die lift naartoe was. Die deur was ook dicht maar zonder het te zien kon ik hem vertellen dat die lift niet zou werken.

Luc vreesde even dat de kamerdeur het ook niet meer zou doen, maar dat ging wel. Hij probeerde de receptie te bellen, zonder resultaat. Eerlijk gezegd hij hij die hoorn niet zo vriendelijk neergelegd als anders. Ik maande hem aan om me te volgen en stapte naar de trap. Dat was de nooduitgang. Tien verdiepen naar beneden met een draaitrap in een soort open betonnen koker vol duivenstront.

Ergens onderweg zaten twee jonge duiven doodsbang bij elkaar en toen ik dat tegen Luc zei, wist die niets anders te antwoorden dan: “ga verder en zie dat je niet valt”. Duh?

Ik had al enkele keren gevraagd hoe het ging zonder antwoord en toen ik uiteindelijk een beetje ongerust vroeg: “kom je nog” zei hij dat hij efkes gepauzeerd had. Ik heb me pas achteraf gerealiseerd dat mijn fysiek beter is dan de zijne toen we het relaas aan R. deden en Luc zei dat ik steeds antwoord wou en dat hij daar stond te hijgen en naar adem te snakken om er met moeite een kleine ja uit te persen. Ja achteraf kan je daar wel mee lachen. Zeker toen hij er aan toevoegen dat hij zich daarboven in een horrorfilm gewaand had met al die slaande deuren.

Nu ja, nu terug naar het verhaal. Eens beneden stapte ik resoluut naar de balie. Daar wisten ze te zeggen dat ze even een brandalarmpje hadden gehad. Ah zo … Dus zei ik dat ik mijn koffer meenam naar de ontbijtzaal waarop dat mens zei dat ze niet kon toelaten dat ik mijn koffer en patati en patata. Ik vertelde haar even dat ze wel toeliet dat ik mijn koffer tien verdiepingen naar beneden droeg en herhaalde dat ik die koffer niet meer achterliet. Ik kreeg hetzelfde antwoord. Luc zei: “kom, je bent tegen een robot bezig”.

Dacht ze nu echt dat ik die koffer achter alweer een gesloten deur ging steken? Of tussen de bagage van de tientallen oosterlingen die daar -heel waarschijnlijk- op een bus (denkelijk méér dan één) zaten te wachten? Niet dus. Ik kon, als ik wou, enkele croissants gaan halen of weet ik wat, maar ik had ineens genoeg van dat gedoe. Ik was het daar zo beu. We besloten dat we naar de auto zouden gaan en daar iets eten. Gelukkig hebben we wel altijd wat bij.

Toen Luc ging uitchecken vroeg dat mens: “alles naar wens meneer?” Wat dacht ze dat hij ging zeggen?

Kijk! Gastvrijheid en vriendelijkheid zijn geen aangeleerde zinnetjes. Dat heb je of dat heb je niet.

Previous

De drukte op de weg

Next

Door samenloop

1 Comment

  1. Wat een verhaal!

    Moderniteiten zijn niet altijd verbeteringen.

    Vriendelijke groet,

Wat denkte daarvan?

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén