Met een smak gooide Emma de deur dicht. Met boze stappen stormde ze de trap op en gooide de deur van haar kamer dicht. Haar moeder -Julie- had haar haar hele leven al zoete, maar droeve, verhaaltjes verteld over de lieve jongen die zijn dromen niet had opgegeven voor zijn zwangere vriendin en omdat zij het kindje niet wou opgeven dan maar alleen op de wereldreis was vertrokken, die ze eigenlijk samen zouden maken.

Emma had dat altijd geaccepteerd, maar nu plots was het haar te veel, nu het haar op rauwe manier in haar gezicht werd gesmeten. Wat had ze gezegd, die griezelig mooie Vanessa in de klas? “Hé zeg, jij was zelfs zo lelijk dat je vader je niet moest hebben en van je moeder is weggelopen”. Emma wist wel dat het eigenlijk bedoeld was als een reactie op de prijzende woorden van de klastitularis. Maar toch stak het.

Even later klopte haar moeder op de deur, opende ze op een kier en vroeg: “Kan ik binnenkomen?” Emma knikte en toen Julie zei: “Zeg het nu eens in mensentaal” slikte Emma. Ze kon het niet over haar hart krijgen om die woorden te herhalen. Ze zei dus lam: “Ze gaan met een paar van de klas naar Brussel … winkelen voor kerstmis. Ik zal weer niet mee mogen zeker …”

Ze keek echter verrast op van het antwoord. Julie zei: “Ach, je bent vijftien. Op die leeftijd ging ik ook al eens met klasgenoten winkelen in de Nieuwstraat. Wanneer gaan jullie?” “Woensdagnamiddag” zei Emma en vroeg zich af wat ze nu in ’s hemelsnaam in haar eentje in Brussel moest gaan doen.



Wat landerig zat Olivia in de klas. Ze had genoeg van de kirrende bende die altijd om haar heen hing. Ze voelde zich vergeten onder al die aandacht. Want het ging hen toch maar om goed met haar te staan, zij het rijke meisje van de klas. Ze zagen enkel de voordelen van zulk een vriendschap. En ja, ze wilden ook wel uitgenodigd worden -evenals hun ouders- op de exclusieve feestjes die bij Olivia thuis zo af en toe eens gegeven werden.

“Laten we naar Brussel gaan volgende woensdag” stelde Elsbeth voor en de hele klas was akkoord. “Ik kom niet mee” zei Olivia “ik moet nog wat leerachterstand inhalen na mijn twee weken griep”. Daar ging de klas niet mee akkoord, ze wisten wel dat Olivia die achterstand al lang had weggewerkt. Ze bleven zagen en smeken tot ze toegaf.

“We gaan met enkelen uit de klas winkelen in Brussel” vertelde ze haar ouders, waarop Viktor, haar vader, zoals verwacht, antwoordde: “Dat is goed, maar Hector gaat mee”.

Zie je wel, dat had ze zien aankomen, die vervelende Hector was een vriend/vennoot van haar vader. Zijn ouders waren vroeger in dienst geweest van haar welstellende grootouders aan moederskant en Hector had daarna -tijdelijk- de plaats van zijn ouders ingenomen tot hij afgestudeerd was.

“Ik ben vijftien” protesteerde ze “geen kleuter! Hoe belachelijk!” Ze wist dat ze moest tegenpruttelen anders zou ze als ongeloofwaardig overkomen. Hoe harder ze tegenpruttelde, hoe minder haar vader zou vermoeden dat ze zinnens was om zowel Hector als de kirrende klasgenoten van zich af te schudden en er een aangename rustige uitstap van te maken.



Olivia genoot met volle teugen … zonder Hector. Ze bewonderde het stadhuis en de Grote Markt, wreef over de arm van ’t Serclaes en begaf zich langzaam richting Koninklijk Paleis, toen plots iemand haar arm vastpakte en met een raar accent zei: “Zo meiske, alleen op stap? Ga maar met mij mij, ik kan je alle mooie plekjes in Brussel laten zien”.

Ze draaide zich om en zag een, naar drank ruikende, vies uitziende kerstman, die haar arm in een ijzeren greep hield. “Laat me los” zei ze en trok en snokte maar de kerel gaf geen krimp. “Laat me los” zei ze heel wat luider, schopte de kerel tegen zijn schenen maar blijkbaar had hij ook nog getten aan.

Een lichte paniek overviel haar … tot plots, zomaar uit het niets, als een duiveltje uit een doosje, een meisje opdook die de kerstman een kopstoot tegen zijn kin verkocht en in ’s mans arm beet.

“Lopen” zei het meisje “lopen” en dat deden ze. Ze zetten er een serieuze vaart in. Het dronken loeder van een kerstman, die ondertussen zijn positieven had teruggevonden, kwam hen achterna en ondanks al zijn zattigheid was hij nog kwiek en snel … Zijn achtervolging kwam ten eind toen daar een man de hoek omkwam en hij over de voet van de man struikelde en knal op de kasseitjes terecht kwam.

“Hij is op zijn voorgevel gevallen” zei Emma toen ze even over haar schouder achterom keek en ze giechelden. Ze giechelden de stress uit hun lijf.

Even later zaten Emma en Olivia, elk met een reuzewafel voor zich, in een koffiehuis te bekomen van de voorbije schrik. “Dat was best eng” vond Olivia. “Maar ook best spannend” zei Emma. “Spannend en eng” vonden ze alle twee.

En ze babbelden en vertelden hoe je je alleen kon voelen als niemand je vriend wou zijn, maar ook hoe je je alleen kon voelen als iedereen je vriend wou zijn, over moeders die ooit jong waren maar nu vooral moeder waren, over vaders en Hectors en overbescherming …

Tot ze plots tot het besef kwamen dat de namiddag om was en ze moesten rennen voor hun respectievelijke bus. Olivia zei maar niet dat ze geen bus moest halen, ze wandelde gewoon naar de parking waar Hector de auto had geparkeerd. En aangezien hij haar kwijt was geraakt, zou hij daar wel ergens rondhangen.

Gelijk had ze, ze liep nog maar goed de parking in en daar was hij al.



De volgende dagen werd er heel wat gewhatsappt en ge-e-mailed tussen de twee meisjes die elk aan hun kant van Brussel woonden. Hun hele leven vertelden ze, kwamen tot de bevinding dat ze dezelfde richting wilden studeren, dat ze beiden een hekel hadden aan winkelen, over welke jongens ze knap vonden, over overbezorgde moeders die toch eigenlijk wel best meevielen, maar ze vonden wel dat ze toch maar, behalve dat ze elkaar hadden leren kennen, beter niks over dat Brussels avontuur konden vertellen wilden ze ooit nog buiten mogen.



De week voor kerstmis viel een chique uitziende omslag in Emma’s brievenbus, geadresseerd aan Jongedame Emma, die een al even chique kaart bevatte, met een uitnodiging voor het kerstfeest van Mejuffrouw Olivia.

“Ik breng je wel” zei moeder Julie “je gaat niet met de bus of de trein”. Eigenlijk wou ze zien waar Emma was uitgenodigd. Ze had wel al, door wat opzoekwerk via internet, enige informatie gevonden: over Emilie, afstammelinge van oud geld, getrouwd met Victor, een expert cyberveiligheid, die samen met een schoolvriend Hector, een vroegere veiligheidsagent, een welvarende firma in persoonsbescherming en veiligheidssystemen had opgezet.



Julie stopte de auto voor het hek van een villa in een prachtige tuin en was erg onder de indruk. “Ik haal je straks op” zei ze terwijl Emma uitstapte. Ze haalde opgelucht adem toen Emma werd opgewacht door een meisje van haar eigen leeftijd.

Toen ze Emma later wou ophalen tikte een goed uitziende man op de autoruit. Hij stelde zich voor als Hector en zei dat meneer en mevrouw graag wilden kennismaken met de vrienden van hun dochter, maar ook met hun ouders.

Julie ging binnen in een salon waar ze met Olivia’s ouders kennis maakte. Ze voelde zich wat ongemakkelijk, Emilie en Victor waren echter zo joviaal dat dat gevoel al snel verdween.

Toen alle jonge genodigden vertrokken waren kwamen Emma en Olivia het salon binnen en kondigden aan dat zij samen nog wel eens naar Brussel wilden. “Maar Hector gaat mee” zei Olivia’s vader. Olivia pruttelde tegen omdat ze wist dat ze moest tegenpruttelen en ook waarom ze moest tegenpruttelen en bedacht toen dat ze Emma nog wat moest tonen en daarbij keek ze wel erg samenzweerderig naar Emma.

“Die voeren duidelijk wat in hun schild” zei Julie “die zijn zinnens om je onderweg ergens af te schudden”.

Hector vertelde dat jongelui dat altijd plachten te doen, zo ook Emilie in haar jeugdjaren. “Och ja, zo heb ik eigenlijk Victor ontmoet” zei Emilie. Hector was het, als jonge beginnende persoonsbeveiliger, beu dat die zilvervis van een Emilie hem altijd ontsnapte en hij had Victor ter hulp geroepen.

Hector was nu niet meer zo gemakkelijk te verschalken, vertelde hij trots.

“Zo heb ik laatst nog een ladderzatte kerstman gevloerd” zei hij en knipoogde schalks naar Julie, die zich ineens weer vijftien voelde.

***