Als voetballiefhebbers een match hebben gezien kunnen ze daar nog uren over napalaberen. Dus wil ik jullie het voetbalverslag van gisteren, volgens mske, niet onthouden.
Slow had in de week toegangskaarten gehaald voor de match en er ook meegebracht voor zijn broer en zijn zoontje. Dus hadden ze afgesproken aan de ingang voor de kantine. Terwijl de broer zich een pak sigaretten gaat halen, wil Slow een koud balleke eten en wordt achternagezeten door de Rebel die heel samenzweerderig Slow vijf euro in de hand duwt en zegt dat hij daar een hamburger voor wil. Als hij terug bij mske komt fezelt hij achter zijn hand dat pa beter niet weet dat hij het geld heeft, omdat pa zich dan gaat afvragen waarom hij in ’s hemelsnaam aan hem een hamburger vroeg. En nu kan hij zeggen dat hij die hamburger van Slow kreeg. En hij grinnikt er gewiekst bij.
Terwijl ze naar het stadion gaan, komt hij naast mske lopen zodat Slow en zijn broer ongestoord hun mening over de komende match kunnen geven. Plots rochelt hij op de grond! mske schrikt en kijkt op, waarop hij zegt: “goeie fluim hé, lekker lang”. mske slikt even iets weg en antwoordt dan, net of het de doodgewoonste zaak van de wereld is: “Je zou moeten pruimen, dan zien die bruin”, waarop de het joch haar plots bewonderend aankijkt en zegt: “onze pa zou daarvoor wel kwaad zijn”. En ineens ontsteken er pretlichtjes in zijn ogen en hij zegt: “ik ga onze pa eens kwaad maken zie”. Hij loopt achter Slow’s broer en begint op die zijn hielen te trappen. Na enkele tellen draait die zich om en gromt: “Doe es normaal!” Maar aan de grijns op het joch’s totenwerk te zien, deed hij heel normaal.
Eenmaal op hun plaats merkt Slow dat hij helemaal aan het uiteinde zit en zijn broer aan de andere kant, zodat hij enkel met mske over de match kan praten, maar mske stelt voor dat Slow en het joch van plaats wisselen, zo zit Slow naast zijn broer en zit de Rebel niet naast zijn pa.
Hij opent de conversatie met te zeggen dat Boeke nooit bij haar vader zal komen wonen aangezien dat te ver is, waarop mske vertelt dat niemand dat verwacht maar dat ze wel op bezoek mag/zou moeten komen. Daarop zegt de samenzweerder dat dat ook moeilijk ligt omdat ze dan niet naar het stamcafeeke kan. Waarop mske hem vraagt of hij dan al naar het stamcafeeke gaat. “Ja, natuurlijk” antwoordt die bengel, wat mske de vraag ontlokt of hij dat dan mag van thuis. De stem gaat enkele decibels naar beneden als hij zegt: “van ons ma wel, maar van hem” met hoofdknik richting pa “niet!” Waarop mske doet wat ze altijd doet, ze antwoordt naar waarheid: “Van mij zou je ook niet mogen”. Het antwoord is zulke pure logica: “natuurlijk niet, bij jullie zijn er geen cafeekes!”, waarop de vraag volgt hoe ver Slow en mske wel moeten gaan om iets te gaan drinken. Op het antwoord van mske: “enkel 3km”, zegt hij dat dat dan wel best doenbaar is als je het niet te voet moet doen.
In een plotse opwelling toont mske hem de foto van Amke. Na “wie is dat” volgt de vraag wanneer ze geboren is. Als mske zegt dat Amke net één week oud is, berekent hij snel dat Amke dus precies twee weken voor hem verjaart. mske rekent uit … 9 november en zegt: “dan word je 15”, waarop hij zegt: “néé joh! 14!” Als mske dan vertelt dat Slow haar dat zo gezegd heeft antwoordt hij: “Dààr moet ik zelfs niets op zeggen”. Dus hij kent ook Slow’s beperkingen als het op het onthouden van data aankomt. Daarop vraagt mske hem naar de verjaardag van zijn zus, die hij natuurlijk niet kent, dat is ergens in mei. Hij verklaart dat ze dan 18 wordt en dat je zou kunnen verwachten dat ze volwassen is … maar … De puntjes zijn zo veelzeggend dat mske hem zegt: “Dat moet je niet doen jong”. “Wat?” vraagt hij. “Volwassen worden” zegt mske. De grijns die haar tegenkomt is de lelijkste die ze ooit zag maar ook de meest sympathieke.
En dan begint de match. mske houdt niet zo van voetbal, maar wil wel dat de ploeg wint, omwille van Slow. Maar er volgt een geharrewar van 25 kriskrassende ventjes op een veld. Ook begint mske serieus na te denken over “sport – sportief -spel” en ergert zich dood. Aan de onrustig foeterende broers naast haar hoort ze dat hij zich ook ergeren.
Plots wijst de Rebel naar de persoon die voor hem zit en vraagt: “Wat zou zij er van denken als ik op haar hoofd zou trommelen?”. mske antwoordt naar waarheid: “ik denk dat dat een “hij” is”, waarop hij zich bijna met zijn hoofd op haar schoot legt om de zijkant van de krullebol te bekijken en zegt: “ik denk dat je gelijk hebt”. mske bedenkt dat voetbal eigenlijk niets voorstelt en dat je er dan niet moet aan ergeren. Met Slow, Zoneke, Zus, Amke gaat alles goed en met Boeke gaat het de goeie kant op. En bovendien heeft ze een schitterende compagnon, die geen tijd voor verveling laat, want hij staat ineens zijn armen in zijn mouwen te trekken, waarop mske vraagt of hij het koud heeft. Neen, maar dat is gezelliger! Maar zou ze wel eens willen zijn rits hoger trekken?
Onder de rust -die hebben blijkbaar nog nooit naast de Rebel gezeten- gaat de krullebol voor hen iets drinken en ziet het joch kans om een aangewaaide lege chipszak met zijn voeten op het zitje te deponeren. Als de krullebol terugkomt twijfelt mske toch aan het geslacht omwille van de mooie meisjesachtige trekken en zegt dat luidop, maar het joch verklaart “neen hoor, je had gelijk, ’t is een jongen” en mske ziet dat hij iets lager kijkt dan het gezicht, daar waar het ontbreken van vrouwelijke en nog lager, waar het klaar en duidelijk aanwezig zijn van mannelijke attributen goed zichtbaar is.
Even zit hij stil te denken en geeft haar plots een schouderstoot. mske is echter groot gebracht met broers en kan best haar mannetje staan en zet zich dus schrap waarbij ze zijn muts (tegen de kou) en zijn voetbalklakse (om te supporteren) over zijn ogen trekt. Zijn gezicht valt bijna in twee! Hij zet die nu in omgekeerde volgorde op, dus eerst klakske en dan muts en wordt er zowaar snoezig bij.
De tweede helft moddert maar aan, maar wordt af en toe opgewacht door een frisse schouderstoot. De eerste keer had mske hem niet verwacht, waardoor Slow even verwonderd hun richting uitkeek. Plots vraagt hij: “Hoe lang moeten ze nog spelen?”, waarop ze antwoordt: “een kwartier, saai hé?” want ze begrijpt dat ook voor hem de match langdradig is. En plots legt hij zijn hoofd op haar schouder.
Twee minuten voor het einde staat Slow’s broer op en vraagt aan zijn zoon of hij klaar is om te vertrekken. Het joch springt recht, wil verdergaan, blijft prompt staan en geeft mske een klinker die over het ganse veld weergalmt.
En dan mag Slow’s broer nog honderd keer zeggen dat het een schurk is, …
Wat denkte daarvan?