Er is nog een hond in het dorp. Eigenlijk zijn er meerdere maar ik heb het enkel over die, welke rechtstreeks of onrechtstreeks met ons te maken hebben.

Als je van hier te voet naar Landen wil, zonder te veel verkeer tegen te komen, kan je langs de binnenwegskes. Dat houdt in dat je hier voor de deur links afslaat, de straat afloopt en daar bij de kruising oversteekt in het modderige straatje. Op het eerste zicht loopt het straatje dood op de poort. En achter de poort zit de krollebol. Geen klein hondje maar een echt basbeest, dat zo overtuigend bast dat zijn krollekes dansen.

Maar eens je daar bent zie je dat het straatje niet bij de poort eindigt maar ineens een schwung maakt rond de muur, zodat je aan de achterkant van de schuur terecht komt, waar die krollebol je al staat op te wachten, hij moet niet rond die schuur, hij kan erdoor en hij bast en bast en bast tot je ten einde bent … en daar kan je dan de wei in.

Indertijd toen Slow en mske te voet naar het zwembad gingen en dan ook te voet terug kwamen, leek het of dat ros krollending hen stond op te wachten, want dan blafte hij al voor hij hen effectief zag en baste achterstevoren tot zij de poort voorbij waren.

Deze week echter gingen ze niet naar het zwembad, maar kwamen via het kerkhof en het waterzuiveringsstation toch de wei uit. Alles bleef rustig en alles bleef kalm. “Awel” vroeg Slow zich luidop af “waar zittem?” En ze liepen rond de schuur en als ze het modderig straatje al bijna uit waren, kreeg hij het pas in de mot. Hij blafte enkele keren, maar het was niet echt overtuigend.

mske heeft nog omgekeken om zeker te zijn of hij het wel was.