Toen Slow en mske die met zijn wit colleke efkes later alleen zagen passeren, de paster stond waarschijnlijk te donderpreken, bedachten ze dat pasterskleren toch geen witte collekes zoals dat hadden.
En zonder overleg, draaide mske zich om en zei: “Meneer pastoor … maar hij onderbrak haar en zei: “neen, neen, broeder! Broeder Médard van de congregatie van de broeders van de christelijke scholen.” “Ik dacht het al” zei mske “dat dat wit colleke niks pastoorsachtig had”. “Awel” zei broeder Médard “ik ben blij dat U zoveel interesse heeft in het christendom”.
mske zei niks meer, want hoe moest ze hem aan het verstand brengen dat ze alleen maar interesse had voor zijn colleke.
Wat denkte daarvan?