De redder kwam naar buiten, liep over de oversteek aan de kopse kant van het buitenbad, bukte zich en keek onder de oversteek, rechtte zich en liep over de oversteek terug naar binnen.

Niets mis mee, daar zijn redders voor. Maar toen datzelfde fenomeen zich zo -ruw geschat- om de 25 seconden voordeed, begon dat toch wat eigenaardig te lijken. Bij de andere parken komen ze ook wel af en toe eens een kijkje nemen maar niet zo strak.

Dat was de eerste dag. De volgende dag?

De redder kwam naar buiten, liep over de oversteek aan de kopse kant van het buitenbad, bukte zich en keek onder de oversteek, rechtte zich en liep over de oversteek terug naar binnen.

Het enige verschil was dat deze de oversteek helemaal ten einde liep alvorens zich te bukken.

Het begon enerzijds wat op mijn lachspieren en anderzijds wat op mijn zenuwen te werken. Eigenlijk deden ze me het meeste denken aan het mannetje met een hamer dat ik ooit ergens op een klokkentoren zag. Hij kwam een deurtje uit, schoof naar de andere zijde en klopte met zijn hamertje het aantal uren op een aambeeld of een gong of wat dan ook om daarna terug richting deurtje te schuifelen.

“Niet op letten” dacht ik en probeerde niet meer naar de oversteek te kijken. Stel je voor dat ik de slappe lach kreeg in een zwembad.

In het bubbelbad gebeurde precies hetzelfde. Even, heel even heb ik gedacht om te vragen hoeveel kilometers ze zo per dag deden, zo van de oversteek van het buitenbad naar het bubbelbad en terug. Maar ik heb het maar niet gedaan.