Toen kwam de dag dat mske en Broer te voet naar Scherpenheuvel gingen, onder hun beidjes. Ze hadden dat allemaal zo mooi gepland en de kaart geconsulteerd. Daar gingen ze richting Leuven, langs een weg die sedertdien grondig herwerkt werd en die je nu niet meer zou herkennen. Zo kwamen ze op de expresweg en keken beteuterd. Natuurlijk was dat toen nog geen expresweg, maar hij was wel in aanleg en een grote werf. De weg zelf was nog niet in gebruik maar zijn zijkanten die nu zo aardig begrast zijn, waren toen gewoon van aangedamde aarde. Geen van beiden had zin om even een ommeke te doen en dus zetten ze hun weg voort langs de werken. Er was toch niemand, het was avond.

Natuurlijk! Daar waren ze, mske kan nooit eens een poot scheef zetten of ze hebben het in ’t snotje zenne. Ze stopten en keken naar Broer, die net in zijn slungeljaren was. Ze vroegen smalend: “zo manneke, nog zo laat met het liefke op stap?” Broer zei niets. “Waar denk je dat je naartoe gaat?” vroeg hij, nog steeds aan Broer. Die antwoordde naar waarheid: “naar Scherpenheuvel”. Ze lachten wat en vroegen zijn identiteitskaart en die van het jufferke ook. Toen ze Broer’s naam zagen, bekeken ze elkaar en toen ze die van mske bekeken, keken ze beteuterd, want mske was drie jaar ouder en bovendien was de naam dezelfde.

Ze lachten niet meer toen ze, deze keer aan mske, vroegen: “naar Scherpenheuvel?” En mske legde uit dat ze dat besloten hadden te doen na de examens. Ze kregen elk hun identiteitskaart terug en de mannen zegden dat ze goed moesten oppassen voor de putten en ze vervolgden elk hun weg, Broer en mske richting Leuven, de rijkswachters de andere richting uit.

mske weet niet meer hoe oud ze juist waren maar ze denkt dat zij 19 was en dat het een stapke was omdat ze afgestudeerd was.

En al is er een herinnering die zegt dat het voorval werd doorgegeven aan de brigade van haar vader, durft ze dat niet voor waarheid vertellen. De tijd vervaagt herinneringen en past ze aan.