De loodgieter is geweest. De wasmachine draait, de afwasmachine ook. De fotootjes waren klaar, het portret van Zus ook.
 
Dus reden mske en Slow naar de stad. Ze moesten ook nog naar het stadhuis. Slow had ondertussen de weg al uitgestippeld om op de parking “achter” het stadhuis te raken, maar mske reed.
 
Toen ze terug vertrokken wou mske naar rechts omdat ze dacht dat het daar enkele richting was. Slow zegt van niet, anders zou er toch een witte pijl staan die je verplicht naar rechts te rijden.
 
mske zet haar richtingaanwijzer naar links. De tegenliggers bekijken haar alsof ze van een andere planeet komt. Ze zegt: “dat is hier wél éénrichtingsverkeer!” Waarop Slow antwoordt dat dat niet kan zonder verwittigingsbord. Dan komen ze een bord tegen dat met zijn rug in hun richting staat en Slow kijkt achterom en zegt: “Zie je wél, het zegt ‘spelende kinderen’ en daarbij, daar kom je op de hoofdstraat en staat er wegmarkering dat je moet stoppen”.
 
Daardoor is mske lichtjes gerust gesteld. Plots zegt Slow, die nog altijd achteruit kijkt vanwege dat bord: “Verdorie, dat was wél enkele richting, enkel het laatste stukske niet!”
 
Zouden die van ’t stadhuis dat nu zelf nog niet gemerkt hebben of wordt er nu verondersteld dat iedereen dat zomaar weet?