Het was midden in de nacht en mske sliep als een rozeke toen Slow zich ineens half oprichtte en in haar oor: “heuh” brulde.

Zijn uitleg was het gekende scenario van problemen in de droom en hij die haar te hulp riep maar er geen geluid uitkreeg … “en dan ineens ging het wel” zei hij.

Normaal zou zoiets goed zijn om mske tegen het plafond te laten plakken van het schrikken maar nu had ze enkel zijn hand gegrepen en gevraagd of alles goed was.

Men zegt dan wel dat een mens alle nachten droomt maar het zich niet altijd herinnert. Dan is hier toch volop een herinneringsperiode aan de gang.

Het eigenaardige is dan wel dat een mens niet weet waar de droom eindigt en de realiteit begint. Zo ook Slow. ’s Ochtends vroeg hij of hij echt ’s nachts geroepen had.