Ooit kwamen Zus en Zoneke met Nico en de ganse bende in hun kielzog binnen. Zus pikkelde wat en dus werd mske ongerust. Niets erg bleek, enkel en alleen was Zus enkelhoge basketpantoffel mét veters uit gevallen net toen ze schrijlings op de reling van de brug van het plaatselijk riviertje zat en die schoen dreef, natuurlijk stroomafwaarts en Zoneke was over het wegeltje die schoen nagecrosst en was net voor het riviertje tussen de weiden verdween in het water gesprongen en had die schoen opgevist.

En ze keken haar als vertederende engeltjes aan.

Enkel Nico gaf lucht aan zijn verontwaardiging en zei tegen Zoneke: “Gij zijt ne zot jong, ik spring niet in de beek voor de schoenen van mijn zuster zé”.

En zelfs nu, na al die jaren weet mske nog niet hoe die basketschoen uit kon vallen, aangezien zij er steeds op toezag dat die veters gebonden werden, met een knoop bovenop de strik.