Daarnet gooide Slow de deur van de keuken open en zei, nogal opgewonden: “’t Scheld staat op de kaaien”.
En net op dezelfde manier had mskes grootvader in augustus 1968 de deur opengegooid en gezegd: “De Rus staat in Praag” en verdween na deze aankondiging weer naar zijn bezigheden. En de aanwezige volwassenen keken even op maar vervolgden hun gesprek alsof er geen onderbreking geweest was. En mske was benieuwd, wat haar grootvader had willen zeggen, maar ze dacht aan Eichman en aan Kennedy en vroeg niets.
Maar thuis nam ze de krant en tussen Suske en Wiske en de Rode Ridder las ze over Praag.
Wat denkte daarvan?