We vertrokken met de Princess. De reis verliep zachtjes, in die mate dat ik ’s nachts heb gedacht dat we stil lagen.
De terugkeer? Die gebeurde met de King. Dat was een ander paar mouwen. Deze keer sliepen we helemaal vooraan aan de rechterzijde -stuurboord volgens Luc, het weze me worst- al sliepen we pas een poosje toen we beiden gewekt werden door de King.
Hij beukte en bokte, hij rukte en mokte. “Wat is me dat?” vroeg Luc, die ik geruststelde door te zeggen dat het nog zo erg niet was al was het oorverdovende gedaver daar onder ons van die aard dat het leek of ze met de auto’s op het cardeck aan het jongleren waren: ijzer op ijzer schrapend en dan -sissend- ontsnappende lucht.
In alle vroegte wou Luc de golven daarbuiten zien. Ik zei niet dat dat een heel slecht idee was. Dat zei hij zelf toen hij zo bleek als een pannnekoek terug binnen wankelde om daar dan minutenlang met de wc-deur in zijn hand te staan, die hij uiteindelijk niet gebruikte, al klonken de geluiden uit de cabine naast ons eg overtuigend.
“Volgend jaar” zei hij “dan boek je maar op de Princess” als was het de schuld van die arme King geweest. Het was geeneens storm, het was maar “heavy wind”.
Matroos Beek
Best eng… en zeker niet leuk die zeeziekte…