Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

De koffer in gedoken

De man kwam achter de auto gelopen. Nu niet dat die man ons achtervolgde, want wij reden niet en dat konden we ook niet, voor ons was een hindernis, we stonden namelijk geparkeerd.

In elk geval, de man zwaaide met zijn armen en deed teken. Luc opende de deur en stapte half uit. De man zei: “niet dat het mijn zaken zijn, maar het rechter remlicht werkt niet”.

Ik begreep eigenlijk niet goed waarom dat linker remlicht dan wel bleek te werken aangezien we, wel vertrekkensklaar maar toch nog, geparkeerd stonden.

Maar een niet werkend remlicht, dat is wel ernstig en we hadden blijkbaar geen vervanglampjes. Die zijn we maar even gaan halen toen we voor de bobbel in Tienen waren.

Eens thuis kondigde Luc aan dat hij de lamp ging vervangen om even later te roepen: “kom eens”.

Wat bleek? Je moet die lamp er langs de binnenzijde van de koffer uithalen en gezien Lucs lengte kon hij zich niet zo krullen dat hij er bij kon. Ik wel, maar dat lampje zat nogal hoog. Ik kroop half in de koffer.

Dat was het signaal. De overbuurvrouw ging haar gras afrijden en om de hoek schuin tegenover kwam een kwebbelkous, die hier net aan onze auto een andere kwebbelkous kwam te ontmoeten, die daar net onze hoek omkwam. En ze bleven staan. Dat doen kwebbelkousen meestal.

Ik stapte terug uit die koffer en zei: “naar binnen”. Luc protesteerde: “maar dat lampje”. Maar hij weet heel goed dat ik het niet kan hebben dat ze op mijn handen staan te kijken, in dit geval mijn achterste onderkant die uit de autokoffer stak.

Ze zijn nog een hele poos door blijven kwebbelen. “Zou een ander wachten tot jij klaar bent met wat dan ook?” trachtte Luc me te overhalen Dat hielp niet.

Eindelijk gingen ze weg … of neen, toch niet. Eén van beiden ging nog even buurten met de overbuurvrouw.

Eens ze uitgepraat waren, was de overbuurvrouws gras nog niet volledig af. Maar dat stoorde niet. Ik dook terug de koffer in, haast helemaal deze keer. Enkel mijn benen bungelden er nog uit.

Over samenwerken gesproken … Ik keek waar het spul zat, nam Lucs hand en loodste het naar de juiste plaats. Ik zei in welke richting hij moest draaien. Ik had dat zelf kunnen doen ware het niet dat dat verduvelde ding muurvast zat.

Het is ons gelukt. Het remlicht doet het weer. Alleen kregen we alle twee op het einde zo de slappe lach dat ik haast niet uit die koffer geraakte.

Previous

De bobbel

Next

De zwakke weggebruiker

3 Comments

  1. Is het je al opgevallen dat zulke kwebbelkousen altijd vrouwen en nooit mannen zijn?

  2. hohoho Benjamin, in onze straat zijn het de mannen. Ze rijden het gras af, of snoeien de haag en moeten daar dan uitgebreid (is hun excuus) raad over uitwisselen. Nog nooit geluistervinkt waarover het eigenlijk echt gaat.

  3. ms

    Zo dikwijls zijn we nu ook niet op straat te vinden.

    Maar het is waar! Meestal, als we buiten zijn, is het de buurman van hiernaast die buiten komt. De man is 80+. Een voordeel is wel dat hij een vriendin heeft die wat verder woont. En hij is meestal daar. Dat weten we, niet omdat we loeren maar omdat hij ons dat zelf heeft verteld.

    De buurman van nog een huis verder, een gepensioneerd melkboer, heeft er ook een handje van weg. Maar die komt pas als hij lawaai hoort. En een lamp vervangen kunnen wij in stilte.

    Een buur van ergens in de straat, stopte eens toen wij in de auto wilden stappen en vroeg: “en? Zijder content van?” waarmee hij natuurlijk de auto bedoelde.

    Die twee kwebbels? Ik weet niet eens waar die wonen.

Wat denkte daarvan?

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén