Wizzewasjes

Het is niet omdat het mag … dat het moet!

Page 98 of 1204

Spieghelken

Toen ik zondag op de boekenmarkt het “Nieuwe dagboek van Spieghelken” zag liggen, nam ik het mee. Het boekje is uitgegeven in 1953.

Ooit las ik het eerste boekje, dat heette gewoon “Spieghelken” en was uitgegeven in 1952. Het werd heruitgegeven in 1967. Ik herinner me dat eerste boekje en zodoende weet ik dat de kaft van het tweede me aan dat eerste deed denken. Ik las het dus ergens rond of voor de periode van de heruitgave.

(Lees verder onder de foto)

Vroeger gingen boeken lang mee, aangezien ik het toen in de schoolbibliotheek had gehaald.

Als je nu een boek meeneemt naar de boekenmarkt is het na twee maanden al verouderd. Het is niet meer zoals vroeger dat boeken door opeenvolgende generaties worden gelezen.

Nu zit ik hier met het tweede deel van Spieghelken. En al zou ik nooit aan Spieghelken gedacht hebben had ik het niet gezien én gekocht, wil ik nu ook het eerste deel, maar niet de heruitgave.

En dat wordt weer een moeilijke opgave, want op internet wordt het noppes zoeken.

Het mysterieuze mysterie

Toen we een paar jaar terug een bizar lampje zagen oplichten in onze vorige auto, wist niemand wat dat betekende. Of anders gezegd, niemand die wij kenden wist wat dat betekende.

Uiteindelijk wist Querida ons toen te vertellen dat zij dat ook had gehad, het had laten herstellen, maar dat het teruggekomen was.

Hoe het uiteindelijk is afgelopen weet ik niet meer. Ik geloof dat we ermee bij onze garagist gingen die zei dat het niks ernstig was maar dat de eigenlijke oorzaak niet te bepalen viel maar waarschijnlijk een futiliteit betrof. Ik weet wel nog dat het ding met onze voeten rammelde zo van: nu wel – nu niet – nu wel – nu niet. En op zeker ogenblik is die auto er mee gestopt. En toen hebben we die maar weggedaan.

Nu ja, het doet er eigenlijk niet meer toe, maar ik keek wel vreemd op toen ik een krantentitel zag die kopte:

Dit is het meest gevreesde waarschuwingslampje: wat controleer je altijd best zelf als het signaal voor motorstoring brandt?

met daaronder een foto van, jawel, het mysterieuze lampje.

Ik heb het artikel dan maar helemaal gelezen. Het geeft ook maar een halfslachtige uitleg.

Eigenlijk dacht ik: “Ook laat dat jullie daar mee afkomen.

____________________
Het Laatste Nieuws

Wel mis maar geen lof

Vierde studiejaar, in een tijd waarin je nog nuchter moest zijn om te communie te kunnen gaan in de mis, besloot de non er tijdens de vasten een wedstrijdje van te maken.

Op de achterzijde van het bord schreef ze de namen van alle leerlingen van de klas en telkens je naar de ochtendmis ging kwam er een streepje achter je naam. Wie het meeste streepjes had, won. Ik weet niet meer wat, maar veel meer dan een prentje voor in je missaal zal het niet geweest zijn.

Mijn moeder, altijd in voor wat mouwvegen bij de nonnen, stuurde me alle dagen op pad -en ja in die tijd hadden we op zaterdag ook nog school- met mijn brooddoos met bokes die ik dan alleen in de schoolrefter kon gaan op eten. Veelal zat ik alleen.

’s Middags mocht ik geen boterhammen eten op school. Neen, dan moest ik naar huis -middageten en daarna de afwas alvorens terug naar school te vertrekken- want Broer was dan ook thuis. Natuurlijk! De jongensschool was achter het hoekje, maar hij moest ’s morgens dan ook niet naar de mis.

Na de vasten had ik niet de meeste streepjes achter mijn naam. Neen, want de arrogante tweeling was, volgens eigen zeggen, telkens naar het Lof geweest en dat telde volgens de non voor veel meer punten, omdat ze hun zondagnamiddag opofferden.

Ik kan me niet herinneren dat mijn moeder daar commentaar op had.

De zware dagen

Altijd als ik iemand hoor die het heeft over vrouwen en hun schoenen, krijg ik binnenpretjes. Ik reageer er niet op, omdat ze er dan nog meer plezier in zouden hebben.

Ik daag iedereen uit om eens met Luc schoenen te gaan kopen. Echt waar. Er is geen enkel paar dat volledig naar zijn zin is. Nooit!

Nu zijn dagelijkse schoenen zowat uit elkaar vielen, stond ik er op dat hij andere kocht. We keken hier, we keken daar. Maar neen, hij beliefde die schoenen niet.

Hij zit ook wel beperkt in keuze door zijn schoenmaat en bovendien vindt hij het een afknapper dat de schoenen van deze tijd haast allemaal een witte zool hebben.

Ik keek dan ook stomverbaasd toen ik de melding in de agenda zag. Hij had gevonden dat er een stockverkoop van Schoenen Torfs doorging. Ik vroeg: “Wil je daarheen?” en kreeg een wat onbestemd gebrom en schouderophalen als antwoord.

We gingen! Gisteren! Te klein, te groot, te smal, te sjiek, te sneakerachtig, te si, te là, witte zool, te … en dat was het einde van de rij. Ja zelfs, in een grote stockverkoop staan er minder schoenen in maat 47 en 48 dan in de meer courante maten, net zoals in elke andere winkel … als ze er al staan.

Maar daar stonden zo een schoon schoenen tussen, maar zo een schoon … maar met een witte zool. Ik heb een beetje overtuigingskracht gebruikt, zo van: “Zou je ze ne keer niet passen?” Hij paste. Hij nam zelf een ander gekleder model, ook met een witte zool. Nog maar eens proberen met: “Past ze ne keer”. Hij paste.

En toen begon het: “Ze hadden een witte zool”. “Dat went wel na verloop van tijd” probeerde ik. “Jamaar” begon hij, om daarna te zeggen dat hij dan niet wist welke van de twee paren hij moest kiezen.

Ik heb ze alle twee in de winkelmand gegooid.

Over een zware opdracht gesproken.

Ik ben kleurloos

In een wereld waarin bevolkingsgroepen gaan aangeven welke benamingen ze -voor zichzelf- niet meer van toepassing vinden, vind ik het bizar een artikel onder ogen te krijgen waarin staat dat wij -in dit geval de oorspronkelijke bevolking van deze contreien- ons niet meer blank zouden mogen noemen, maar wél wit.

Blijkbaar is de discussie dus al langer aan de gang en ik moet zeggen dat ik eerst wat bedenkelijk keek, maar daarna toch wel snapte waar ze heengingen. Want ja, in Amerika zouden wij “whites” zijn, maar we zijn niet in Amerika.

Blank zou ook onschuldig willen zeggen. Blank of blanco is -ja natuurlijk- een onbeschreven blad. Vandaar?

Ik heb mezelf nooit blank genoemd, meestal als er gekozen moet worden bij welke bevolkingsgroep je hoort staat er wel Westeuropees, of zoiets. En dàt, dat is nu precies wat nu -volgens mij- niet meer kan.

Maar wit? Ik ben niet wit. De teint van de wereldbevolking varieert van heel bleek naar heel donker.

Wit associeer ik met ziek of misselijk en herinnert me aan de tijd dat ik van mijn moeder onder mijn voeten kreeg na -maar weer- een zondagsmis die ik nuchter had moeten bijwonen omdat dat in die tijd zo zijn moest en ik wat wittekes zag van de honger.

Dan zei ze: “Nijp nu toch eens in je kaken, dat je wat kleur krijgt. Wat gaan de mensen denken?”

Wat de mensen zouden kunnen denken van een kind van tien dat wit zag na een uur nuchter naar een man met een kleed aan te zitten luisteren, ik kon het me niet voorstellen.

Geen blanke? Geen probleem voor mij. Maar wit ook niet. Noem me dan maar bleek van kleur, maar geen wit. Ik zou zo weer in mijn kaken gaan zitten nijpen.

Dom voorval

Ik, in mijn snelheid niet te stuiten
Liep met mijn snuit
Tegen de ruit
Stop met kuisen van grote ruiten

Ik had die ruit echt niet eens gezien
’t Was clandestien
Niemand te zien
Ik voelde me toch een lompe trien

[© ms – 5 oktober 2022]

Het zwemabonnement

Vorig jaar kochten wij ons op 17 oktober een zwemabonnement voor een jaar. Door corona en zomervakanties raakte ons zwemritme verstoord. We gingen normaal twee maal per week maar door bovenvermelde gingen we langere periodes niet.

Allemaal niet erg, we gingen vaak genoeg om het rendabel te houden.

Nu kregen we half september de vraag om te hernieuwen, aan 75% van de totale som.

Wij deden het niet, want stel dat die jaarperiode dan nog eens ingekort wordt.

Maandag zouden we er terug mee begonnen, met dat zwemmen. Ik wou het wel eens navragen aan de kassa. En bovendien lijkt er wel een probleem met online verlengen. Maandag lukte het niet. Er stonden te veel auto’s op de parking.

We schoven het op naar vandaag. Vandaag kan niet. Luc moet weer papieren gaan tekenen bij de vriendelijke notaris.

Morgen dan maar, zeker? Als we vóór 17 oktober maar in dat bad geraken …

Eerste contact

Bij de aanvang van de coronapandemie kreeg ik door dat mondmaskers het horen nog bemoeilijkten. Het horen? Niet echt het horen op zich. Maar ik had nood aan het mondjeskijken. Dus ergens moet ik ongeweten -een vorm van- liplezen aangeleerd hebben.

Toen we die periode vorig jaar naar First Dates keken, viel het me op dat tanden nogal veel in de gesprekken voorkwamen, zowel als afknapper als als compliment.

En dat is een gevoelig punt. Ik had dat namelijk bij mezelf. Van kindsbeen af had ik er problemen mee, mijn melktanden moesten getrokken worden, de nieuwe kwamen uit met gaten. Ik moest op mijn elfde een “appareil“, was de tandenpoetser bij uitstek en liep twee keer per jaar naar de tandarts voor controle en bijwerken.

En toch glimlachte ik niet op foto’s en toch lachte ik niet alsof ik de hele zaal binnen wou happen, zoals nu de trend lijkt te zijn. En ja, ik weet dat aan mijn tanden.

Wat is nu het gevolg? Het eerste wat ik bekijk als ik iemand ontmoet zijn niet langer de ogen, maar de tanden.

Na mondjeskijken krijg ik nu last van tandenkijken.

Een nacht in het museum

Met het oog op een nakende heropening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen -na elf jaar- nodigde Thomas Vanderveken bekende gasten uit voor een nachtelijke beschouwing van één van de kunstwerken van het KMSKA1. En wij keken mee.

Interessant om weten is wel dat een museumbezoeker gemiddeld 27 seconden besteed aan het bekijken van een werk. Daar zouden ze verandering in brengen door een ganse nacht één kunststuk te bespreken.

Voor het eerste deel kozen ze ‘De Aanbidding der Koningen’ (1624) van Peter Paul Rubens2. En je moet dan al geen fan zijn van Rubens om toch geïnteresseerd te geraken in wat er allemaal kwam kijken bij en rond de totstandkoming van dat doek. Al veranderde dat mijn mening over het uiteindelijk resultaat toch niet.

Het tweede handelde over de ‘Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen’ van de 15e-eeuwse Franse schilder Jean Fouquet3. Zelfde ervaring over de gewekte interesse en alle verhalen errond. Vind ik het mooi? Ik weet het niet. Ergens wel, maar het is zo anders dan wat we gewend zijn van die oude meesters.

En bij het afsluiten gaven ze nog mee dat het de derde keer over ‘De Intrige’ van James Ensor4 zou gaan. Nu ben ik wél benieuwd.

En toen ze wisten te vertellen dat de volgende dan wel de derde, maar ook de laatste aflevering zou zijn, vonden wij dat effenaf spijtig!

____________________
1 VRT NWS – url: https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/een-nacht-in-het-museum/
2 Aanbidding door de Koningen – Peter Paul Rubens
3 Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen – Jean Fouquet
4 De Intrige – James Ensor
____________________

-boos

En nu kan ik er helemaal niet meer om lachen, het loopt gewoon de spuigaten uit. Ik ben het beu, “spuugzat” zoals men in Nederland zou zeggen. Ik heb het over het feit dat iedereen ons steeds als Infostand lijkt te zien. Even over de voorbije week:

Maandag:

We komen na de wandeling met doorweekte schoenen en natte sokken aan de auto, als ik een andere auto naast de onze geparkeerd zie staan. Als we aankomen, komt er een man uit het houten buskot en een vrouw van achter de bomen en ik denk: “Het zal toch niet …” Ze zeggen niks, zelfs geen goeiedag, ze dralen …

… en dralen, zij aan hun auto, hij aan het houten kot, tot ik op één blote voet aan het portier van de auto sta en Luc wat verder aan de picknicktafel zijn schoenen gaat wisselen. De vrouw zoeft, als door een wesp gestoken, zijn richting uit, de man doet hetzelfde.

Ik hoor Luc nog zeggen: “Mijn vrouw …”, ze kijken even mijn richting uit maar negeren me. Luc loopt even met hen mee tot achter het bushok.

Als hij terugkomt zit ik in de auto en heb me zo opgepierd dat ik sneer: “Tof hé, zo een nabeschouwing van een wandeling”. Al bij al betrof het een samenloop van omstandigheden, maar ik kan het toch niet laten van te zeggen: “Was ik een hond geweest, hadden ze misschien wél onder mijn kin gekrabbeld”.

Dinsdag:

We parkeren de auto op de voorziene parking. Wat verder vertrekt er een mobilhome van de voorziene camperplatz en mindert vaart bij het zien van onze auto. Hij vertraagt … staat stil … Ik denk: “Het zal toch niet …”

Hij komt uit zijn camper, loopt de volledige parking over tot bij Luc en vraagt: “Mijnheer waar kan ik mijn toilet legen?”

Deze keer loopt Luc niet mee, maar zegt: “Dat weet niet mijnheer, ik ben hier zelf voor de eerste keer”.

Astemblieft hé zeg! Duitse parking, Nederlandse camper, Belgische auto … Ik mis de logica?

Vrijdag:

Op wandel in het bos horen we iemand roepen. Bij het naderbij komen vraagt ze of we geen hond hebben gezien. Tot daar aan toe, maar ze dringt aan. Een hond, met leiband, zonder mens. Nee?

Ze had zich maar even gebukt om noten te rapen en weg was hij. En ze roept nog eens over de verlaten wei.

Ik denk: “Noten? Dat is goed om de schrale vlek op de kader in te wrijven”. Ik wil een noot zoeken als ze zegt: Ah, maar ik heb die allemaal al opgeraapt”. Maar haar hond …

Ik draai me om en ga verder. Neen, we zagen die hond niet. En ik ga me wel een fleske notenolie halen bij de Hubo. Daar krijg je dan geen vuile vingers van.

Nah seg …

Page 98 of 1204

Powered by WordPress & Theme by Anders Norén